donderdag 29 november 2012

Begane grond

Net voor ik weg ga bij Nadine vraagt JP me om de oude mevrouw Ravelac zijn vriendelijke groeten over te brengen. Net iets ouder als hij, maar uit een heel andere laag van de hiërarchie, zal ze dat wel heel leuk gaan vinden. Ik verwacht de no-nonsense dochter weer aan te treffen, maar het is stil op het erf. Zelfs de dikke witte eenden zitten bij het hekje naar de moestuin wat te suffen en de zwarte labrador is ook nergens te bekennen. Zodra ik om de Rode heen loop richting het bordesje zie ik achter het gebobbelde glas van de voordeur een kleine gestalte aan de deur morrelen. De oude mevrouw Ravelac is alleen thuis en is nog zenuwachtiger als ik dat ze 'haar' werk aan mij over moet laten. Ze voelt zich opgelaten dat er een klein briefje op tafel ligt met in wel heel korte bewoording de dingen die gedaan moeten worden. Verder is er geen teken van leven. Er staat een wel heel grote Karcher in de gang. Zo'n ronde hoge stofzuiger voor professioneel gebruik. 
'Die is beter', hoor ik haar zeggen. 
Ik was al heel content met die kleine gewone van vorige week, maar neem het zoals het komt. Eerst maar eens een stofzuiger door het benedenhuis jagen om te inventariseren of ik ook op deze woonverdieping net zo veel resultaat kan boeken als vorige week boven. Tussen de stekker van het moderne apparaat in het verouderde contact steken en op de aan knop drukken breng ik eerst in correct Frans haar de groeten over van meneer de dokter. Ze begint gelijk te stralen. Overwinning nummer 1 om haar opgelaten gevoel wat weg te nemen. Dan toch maar gewoon starten met werken. Ze blijft met haar oude bips tegen het bankje in de schouw leunen, pal naast de cuisinaire au bois die de woonkeuken netjes heeft opgestookt tot een luttele 25 graden, vergezeld van een enorme pan pot au feu die borrelt, maar waar geen geur van onder het deksel kan komen. Boeren winterkost. Uiteraard warme schoenen, dikke kousen, die eeuwige bloemetjesjurk waar franse boerinnen het patent op lijken te bezitten en een schort voor alsof zij de poets is. Haar ogen volgen me nauwkeurig en ik blijf ze voelen tot ik de hal op loop met de herriemaker achter me aan, reeds met de verlengde reikwijdte middels dat verlengsnoer. Ik vertrouw hier geen enkel stopcontact. In de hal trek ik de deur wat toe, dan kan zij rustig plaats nemen, verder met haar krant zonder dat die herrie doordringt. Bijna stokdove mensen zullen nog weten dat deze stofzuiger aan staat, wat een herrie!
Halletje snel gedaan, door naar het trappenhuis met het toilet dat een flauw peertje heeft en een dubbele wasbak met blijkbaar verweerd porcelein. Op dezelfde verdieping is een niet gebruikte slaapkamer die vol spulletjes staat die boven in de 4 kamers ontbreken, deze kamer mag ik overslaan. Achterin de laatste grote slaapkamer. Daar leeft het nog meer, de slaapkamer van de oudjes waar het zonlicht door de vitrages de zeegroene sprei laat baden. En verbleekt. Op de terugweg durf ik pas weer de badkamerdeur open te doen. Wat een stank! Piesvlekken rond de pot, de deur aan de achterkant vol bruine spetters, licht bruin moet ik zeggen, herkomst waarschijnlijk niet onbekend.... Even twijfel ik of ik de oude dame naar huishoudhandschoenen zal vragen, ik krijg al jeuk van de geur als ik de deur open doe. Onthand sta ik even te kijken naar de gelig aangekoekte wasbakken, het stof op ieder randje, plankje en riggeltje en het niet meer witte plastic van de verhoogde toiletbril. Gatver! Merde... andere koek. Dat stofzuigen was zo gedaan, ik neem mezelf voor dit smerige hok zo goed schoon te maken dat ik desnoods iets dat minder vuil is kan laten schieten. Twee uur is twee uur en gezien de dieselprijs geen kwartiertjes cadeau. Ik besluit niet te gaan zeuren om handschoenen, van die roze rubberen dingen. De dochter heeft me wel een plezier gedaan met een nieuw schuursponsje en super-chloor. Dat ze zelf niet zoveel huishoudelijke kaas heeft gegeten is duidelijk en ook niet erg. Haar man komt met vieze handen even om het hoekje kijken, leunt lekker tegen de toch al zwarte deurpost aan en vraagt me met een wel heel vriendelijk blij gezicht of het gaat terwijl hij zijn ogen over mijn handen laat glijden die dat vieze ding vasthouden in een heet al licht geel sopje dat sterk naar chloor ruikt. Zijn gezicht spreekt dankbare boekdelen, want zijn buitenneus die toch heel wat soorten stront en pis gewend is als boer, blijken blij met de frisheid die voor de verandering uit het toilet van zijn schoonouders komt. Dat ik al lang en breed bezig ben gewoon op de afgesproken tijd na de frisse nieuwe ervaring van vorige week doet hem goed. Je hebt ook geen kind aan me en kan net zo no-nonsense zijn als zijn vrouw. In de gang zijn ook twee inbouw kastdeuren die op slot zitten, maar wel van die vettige zwarte deurposten hebben. Bij zulke vage signalen slaat mijn fantasie op hol; wat zit er achter die vaak gebruikte gesloten deuren. Maar ik ben wel opgevoed en laat het bij wat filmische fantasieën.
Oude mevrouw Ravelac gaat bij de kippen 'kijken', maar vindt het veel te koud buiten, ze is in een mum weer terug. Ook de 25 graden binnen zijn niet warm genoeg en ze houdt voor de rest van het leunen naast het fornuis haar winterjas aan. Het is koud, ik geef het toe, toch zeker rond het vriespunt. Dat haar dochter gewoon thuis blijft wonen, met man, en het boerenbedrijf voort zet en voor haar ouders zorgt, vind ik heel gewoon. Toch besef ik me dat veel ouders, de mijne ook, dit niet eens zouden willen. Het oude dametje knijpt me bijna in de wangetjes en ze merkt dat een gewoon eenvoudig gesprekje best kan. Die badkamer kan nooit meer blinken. De WC-pot krijg ik nooit meer schoon, die is op z'n zachtst gezegd verweerd. Maar fris is hij wel en zoveel tijd kostte het ook niet. Ik hoor haar denken terwijl ze me gadeslaat als ik de ramen lap -met glasex en een stuk T-shirt- 'wat kan ik nou toch eens doen om mee te helpen?' Ze is lief, blij dat ik er ben. Ze is ook maar alleen. Te vaak, en ze zit en leunt en sloft maar wat, kan niet zoveel meer. Samen konkelen we over het beste goedje om de keukenvloer te dweilen met een borstel op een stok en een dweil. Ik zie St.Marc staan, een soort kruising tussen waspoeder en soda. Het is geweldig spul, zelfs cementsluier krijg je ermee weg, vet, aanslag, alles. Correctie; aangekoekte pies ook, maar de achterblijvende kleur niet- Maar dat is niet veel meer. Ze vraagt me of ik weet of er iets anders is. Ik zie de fel oranje fles vloerspul staan met het bekende zwarte kruis op de achterkant van het etiket. Onze blikken gaan naar het onbehandelde houten parket dat zij al duizenden keren gedweild heeft, haar huis. Dat er nu een vreemdelinge haar huishouden doet mag best onwennig zijn, daar heb ik veel begrip voor. Ik kijk haar aan met ogen die zeggen; geef mij maar een restje ouderwetse St.Marc mevrouw Ravelac, komt goed, uw poets houdt wel van de oude eenvoudige stempel die net zo goed is. Tevreden drentelt ze terug naar haar leunplekje bij het wel erg hete fornuis. (Deze op hout gestookte fornuizen zijn onverslijtbaar en doen ook vaak dienst als CV.) 
Ergens dacht ik bij binnenkomst dat het ondoenlijk zou zijn die ogen twee uur lang op me te voelen. Na twee uur ben ik aan het dametje verknocht. Ze mag in mijn wangen knijpen en mij vertellen hoe ze het hebben wil. Dat zal ze nooit doen, want ik ben de vriendin van de vrouw van de dokter en vreemdelinge bovendien. Het moet voor haar ook wel raar zijn; altijd een arme boerin zijn, je handen en rug stuk werken, in de koeienstront staan, je eigen beesten slachten en dan in de herfst van je leven een heuse hulp in de huishouding kunnen hebben die d'r ding doet alsof ze thuis is. 
Ik denk dat mevrouw en ik de beste maatjes worden. 

2 opmerkingen:

  1. Reacties
    1. Dank je! Het is ook zo apart, filmisch en bijzonder, dat werken bij de locale Fransen thuis.

      Verwijderen