Na een heerlijke nachtrust, met dank aan Daniël die verschrikkelijk goed is in het geven van sofrologie, sta ik kwiek en vroeg op en drink een halve pot koffie leeg. Een volle is me teveel, daar ga ik van stuiteren.
((Ook iets dat afgelopen jaar sterk veranderd is; Mijn smaak, wat ik eet en drink, de hoeveelheden. Ik lustte nooit gember, kon het niet ruiken of proeven en kreeg al de neiging om over m'n nek te gaan. Maar nu, gember? Heerlijk, verse gember en dan het liefst zoveel door de warme hap dat ik het als boventoon kan proeven in het smaakpalet. Ik heb afgelopen jaar ook meer thee gedronken dan in heel mijn leven. Koffie? Alleen 's ochtends, 2 niet volle mokken en heel soms 's avonds wat decaf. Ik eet minder, schep gewoon minder op. Ik snoep niet, ah ok, nauwelijks. Geen zakken felgekleurd gif meer waar niets in zit dat niet geraffineerd is of strak staat van de E-nummers en andere onzin om de mens door te laten eten. Van een nogal heftige suiker-verslaving naar af en toe een stukje chocolade waarin ik ook al niet meer overdrijf?))
Maar ik heb overal de pest in deze ochtend. Nergens zin in ook. Ik heb zelfs geen zin om uit te zoeken waar dat aan zou kunnen liggen. Gewoon lekker overal de pest in hebben is best wel eens lekker. Na de koffie ga ik op slippers naar buiten. Ik weet eigenlijk niet wat ik daar ga doen. Gewoon even kijken, of zoiets, doelloos, voor het even buiten zijn, binnen is ook maar binnen, donker, niet al te warm, want ik wil zuinig zijn met het hout in de schuur dat toch echt slinkt elke avond als ik de kachel aansteek. Het is buiten net iets lichter als binnen, maar daar is alles mee gezegd. Ook iets kouder, maar ik weet als ik blijf struinen dat ik het vanzelf lekker warm krijg. Op diezelfde slippers laat ik me verleiden door de viervoeter die snuffelt naar een plek om haar ochtend-boodschap neer te leggen en ik snuffel met haar mee door het stalpad op te lopen en te bedenken dat ik net zo goed door kan lopen naar beneden, naar het moeras, waar het stalpad echt stopt bij een nu vergeten en nutteloze telefoonpaal die ooit een belangrijk onderdeel was van een 11 kilometer lange krakende telefoonlijn. Ik ontwaar een bloemetje; speenkruid. Leuk, maar ik heb nog steeds de pest in de dag deze ochtend.
Lief liet een lijstje achter met werkzaamheden waar hij van hoopte het zelf deze weken te kunnen doen. Maar zijn gezondheid gaat even voor en dus kreeg ik het lijstje. Er staat niet veel op, maar wat erop staat heeft alles behalve mijn voorkeur. Waaronder de stammetjes van de helling halen, onder de stal net boven het einde van het bospad. Het is een stukje helling waarvan je vermoedt dan daar de wilde rozen en bramen zijn ontstaan, een miljoen jaar of wat geleden. Moedig heeft hij zich in Doornroosjesland begeven om alles daar plat te leggen, vrije aarde voor het planten van snel groeiende bomen die kachelhout moeten worden voor over een jaar of 15, de zeldzame optimist heeft zijn werk goed gedaan en de stammetjes even laten liggen in het nog steeds Doornroosjesachtige landschap. Dit wel ten koste van het zaagblad van de Echo. Ik heb er toch al de pest in vandaag, dus die stammetjes kunnen me even gestolen worden en knie fluistert het me ook in; lekker laten liggen.
Tijdens het op slippers ons geweldig begaanbare terrein afstruinen naar iets waar ik dan misschien wel zin in heb bedenk ik me dat ik natuurlijk ook lekker kan gaan shoppen op internet. Een nieuw klimharnas uitzoeken, andere werkbroek die me wel past. De enige boomknuffelaarster die ik ken helpt me hierbij en heeft me merknamen en bedrijven door gegeven. Maar verhip, ook daar heb ik geen zin in. Ik baan me voorzichtig een weg door jonge bramensliertjes en elzenopschot op het stalpad terwijl het wéér gaat regenen. En niet zo zachtjes ook. Lekker voor mijn pestbui, zelfs het weer doet met me mee. Grond sjouwen dan? Ten behoeve van de kleine halfgare kas waarvan Lief vindt dat die nog wel een jaar kan zonder reparatie om geheel te garen en pas opgeknapt wordt als het ding in elkaar stort? Kan, rotwerk, lekker mezelf afbeulen met door de regen verzadigde half vruchtbare grond, goed voor mijn moraal. Dat is waar, maar ik heb er geen zin in, punt. Huishouden dan? Ook niet, er valt weinig te huishouden en om nu vuil te zoeken vind ik zinloos, 'k heb er geen zin in. Ook niet in de rest van de lange lange lijst en dan rest er maar één ding; maaien.
De bosmaaier, of motorzeis, is voor mij een soort van gereedschap dat niet alleen gras en stugge bodembedekking kan maaien. Het maait ook emoties, verpulvert ze, laat ze verdwijnen als ze toch niets te zeggen hebben, uit het niets lijken te komen, geen bestaansrecht schijnen te hebben. Dat bosmaaien is net zoiets als huishouden doen, doet zijn werk als procesoperator. Juist als ik deze mood heb is er maar één remedie, weer of geen weer, maaien. Kappen die handel, gras of braam, maakt niet uit. Oprit of helling, doet er niet toe. Hoe erger de mood, hoe rigoureuzer ik de machine hanteer. En nu zit het slagmes er nog op. Das mooi, want met dat slagmes kan ik lekker slaan in die klote bramenbossen en is het een masochistisch karweitje. Als ik stenen raak, waar bramen nu eenmaal fijn tussen gedijen, slaan er steentjes vanaf die me om de oren slaan. Tijdens dat maaien heb ik een bokkenpruik nodig, een stugge kop die zich niet aan kan stellen en me de kans ontneemt om de stemming zijn destructieve werk te laten doen. Het is zwaar werk, de machine hoog optillen om hem op snelheid te brengen met de gashandel en hem met vernietigende kracht op een bos met doorns te laten vallen die me al ontelbare keren krassen en splinters in de huid gaven. En dat nog vele malen gaan doen..... Na het maaien, als ik volledig ben doorgezweet (wintervet mag nu wel aangepakt worden om weer in zomerkleer te passen), die maaier in de schuur leg, om dan een douche te pakken, eten te maken en daarna weer naar buiten ga om een evaluerende blik te werpen op het slagveld, ligt daar die stemming tussen, verpulverd in duizenden stukjes. Onherkenbaar en al bekropen door de naaktslakken om verteerd te worden en de zanderige grond vruchtbaar maakt voor ..... ach ja; Nieuwe bramen.
De bosmaaier, of motorzeis, is voor mij een soort van gereedschap dat niet alleen gras en stugge bodembedekking kan maaien. Het maait ook emoties, verpulvert ze, laat ze verdwijnen als ze toch niets te zeggen hebben, uit het niets lijken te komen, geen bestaansrecht schijnen te hebben. Dat bosmaaien is net zoiets als huishouden doen, doet zijn werk als procesoperator. Juist als ik deze mood heb is er maar één remedie, weer of geen weer, maaien. Kappen die handel, gras of braam, maakt niet uit. Oprit of helling, doet er niet toe. Hoe erger de mood, hoe rigoureuzer ik de machine hanteer. En nu zit het slagmes er nog op. Das mooi, want met dat slagmes kan ik lekker slaan in die klote bramenbossen en is het een masochistisch karweitje. Als ik stenen raak, waar bramen nu eenmaal fijn tussen gedijen, slaan er steentjes vanaf die me om de oren slaan. Tijdens dat maaien heb ik een bokkenpruik nodig, een stugge kop die zich niet aan kan stellen en me de kans ontneemt om de stemming zijn destructieve werk te laten doen. Het is zwaar werk, de machine hoog optillen om hem op snelheid te brengen met de gashandel en hem met vernietigende kracht op een bos met doorns te laten vallen die me al ontelbare keren krassen en splinters in de huid gaven. En dat nog vele malen gaan doen..... Na het maaien, als ik volledig ben doorgezweet (wintervet mag nu wel aangepakt worden om weer in zomerkleer te passen), die maaier in de schuur leg, om dan een douche te pakken, eten te maken en daarna weer naar buiten ga om een evaluerende blik te werpen op het slagveld, ligt daar die stemming tussen, verpulverd in duizenden stukjes. Onherkenbaar en al bekropen door de naaktslakken om verteerd te worden en de zanderige grond vruchtbaar maakt voor ..... ach ja; Nieuwe bramen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten