In een andere tijd, toen ik ook nogal krap zat, plukte ik van het prikbord in de grote supermarkt een strookje met een telefoonnummer voor het verrichten van huishoudelijk werk. Ik werd officieel op sollicitatie-gesprek genodigd en kwam terecht bij een oudere man, een rasechte schapekop die ik een jaar later adopteerde als zijnde 'opa'. Naast hem op de oude versleten leren bank die later inderdaad van straat bleek te komen, ooit door hem zelf er nog vanaf geplukt, zat een hittepetit, met hoogblond haar, sjiekdefriemel te wezen met gelakte nagels en een pruimenmondje om echt u tegen te zeggen terwijl ze mijn jongere zus had kunnen zijn. Een vreemde combinatie in de bedompte huiskamer van het monumentale pandje uit 1760 met een bijeen vergaard meubilair, een stokoude TV en een stinkende gaskachel onder een echt antieke schouw waar een ketel aan een ketting hing voor de Delfts blauwe tegeltjes die een kapitaal waard bleken. -Opa vertelde dat er al wat zogenaamde kenners waren langs geweest die zijn pand wilde kopen, want die tegeltjes waren echt origineel. Na de derde ' kenner' liet hij onbekenden niet meer binnen.-
Ik ging er iedere week een ruime 4 uur heen, deed zijn boodschapjes -lekker happies- bij de Aldi en kocht altijd gegrilde kippetjes of kibbeling om samen aan het formica tafeltje in de keuken op te snoepen samen met B-merk oploskoffie tijdens de pauze die ik mezelf toestond. Verder sopte ik zijn huisje van boven tot benee, hielp ik hem met het zoetjes aan uitzoeken en opruimen van de spulletjes van zijn overleden vrouw. Dat lag te verteren in de kasten na het 'maar bewaren', 12 jaar lang. Ik heb geen smetvrees, ik verlang in eigen huis en tuin terrein alleen enige orde en netheid, dus ik ben ook niet zo'n poetsmadam. Ook hier word ik ieder jaar wat makkelijker, zeker afgelopen jaar. Van de zomer had ik minder tijd en durfde van al mijn gasten te vragen erop te letten dat het kleine huisje niet hetzelfde werd als de composthopen in de moestuin. Nu vraag ik Marc hier en daar de handen uit de mouwen te steken in huis, want ik heb het net zo druk en meer tijd nodig voor mijn ding; werken voor dat minimale loontje en schrijven. Bij opa zat het ritme er wel in en had ik steeds meer tijd voor de man zelf, steeds minder poets en steeds meer kleindochter. De hittepetit die me zo officieel op gesprek vroeg was een buurvrouw van drie panden verderop, ze voelde precies hetzelfde voor opa, noemde hem ook zo, en deed alles om de man van de eenzaamheid en vervuiling te redden. Maar zelf Poets worden ging hittepetit natuurlijk te ver in haar posh gerenoveerde monumentale pand. Deze rij oude panden staan aan het zo lieflijke oude pleintje dat langzaam maar zeker zijn identiteit verloor door wat lage nieuwbouw voor de werkende klasse. In opa's ogen alleen maar vreemdelingen en die mochten zijn huis niet soppen. "Hij mos geen hoofdoekie met een brabbeltaal". Ook de 'kinderbewaarplaats' was een teken des tijds voor de oude man en hij zag met lede ogen aan hoe hij als enige z'n stoepie veegde en de deur gewoon open liet staan, wat resulteerde in een leeggeroofde hal waar wat aardige prenten hingen en een antieke kandelaar. Hittepetit bleek best een aardige meid, maar hittepetit is ze al die 5 jaren gebleven. Ik was volgens haar zeggen opa's poets, niks geen interieurverzorgster, kom op zeg, gewoon 'de poets'. Ik stopte bij opa toen ik bij Marc in ging wonen en inmiddels een full time baan als hovenier had, de zwemvereniging en het koor, het was niet meer te combineren. Ik heb opa nog wel geholpen met het krijgen van thuiszorg, uiteraard een rasechte Dordtse, geboren en getogen, die ook wat medische zorg kon verlenen. (Gouwe meid, ze houdt me nog steeds op de hoogte van zijn wel en wee.)
Een nieuwe tijd en weer wat krap bij kas, om het zachtjes uit te drukken. Ik ben hovenier, heb mijn certificaten als boomverzorger, ben autodidact-leerling huisschilder en verhuis meubels als het moet. Maar ook voor een promotie als poets draai ik de handen niet om. Twee weken terug liep ik en passant het pole d'emploi (arbeidsbureau) binnen en viel ik met mijn neus in de poetsboter. Voor 2 uur per week aansluitend op het ritje naar de markt.
Vandaag mijn eerste dag poetsen, de eerste kennismaking en alles te nieuw in een zo andere setting dat ik geen tijd had voor bovenstaande herinnering; ik ben weer poets. Nu zou ik het in Nederland voor geen goud meer gaan doen. Ook niet zwart, zoals voor opa. Ik zou het nooit meer zo treffen als bij hem. Maar hier? Ik had geen idee. Kom ik bij sjiekdefriemel terecht? Ga ik poetsen voor een hittepetit? Ik probeer tijdens het zoeken naar het gehucht me er allemaal geen voorstelling van te maken, meestal werken verwachtingen nogal averechts. (Aanrader als u veel verwachtingen hebt, met name van uzelf; gooi ze allemaal overboord, er gaat een heerlijke en mooie wereld voor u open!)
Het huis vinden is al een halszaak. Als je hier de gemeente binnen komt wil dat niet zeggen dat je er bent. Een gemeente kan veel dorpjes bevatten, de mijne kent er 6. Rondgestrooid lijken de boerderijen die misschien wel bij een gehucht horen, maar in de buurt hoeven ze niet te liggen. Zoals ons huis hoort bij een gehucht 4,5 kilometer verderop op het plateau. Zo ook moet ik het gehucht zien te vinden dat een huis heeft, ergens, met haar eigen naam. In het dorp vraag ik een man waar ik het gehucht kan vinden, hij vraagt of ik bij mevrouw Ravelac moet zijn, ons kent ons, ja, daar moet ik heen. Verbaasd kijkt hij niet, de Rode met die blonde erin is een bekende verschijning. Dat ik klusjes doe ook, dus ben ik voor die man al gelijk de gevraagde hulp-in-de-huishouding. Voor alsnog heet ik nog geen poets, naar dat ik weet hoor, hou me ten goede. Ik rijd spreekwoordelijk het dorp uit, de polder in. Het plateau is heuvelachtig en er wordt hier echt alleen maar in het klein geboerd. 'De bordjes volgen en na een grote stal aan je rechterhand links aanhouden.' Die stal was makkelijk met zijn in zeegroen verpakte strorollen voor de enorme schuifdeuren. Maar zodra ik langs een laatste boerderij rijd, ben ik de bebouwing voorbij. Op het ho-ijzer dan maar en even keren, waar ik bij die laatste boerderij op het bordesje een dame zie staan. Tis toch een vrouw? Ja. Ik draai het raampje open van de Rode en roep vragend "Madame Ravelac?", ze wuift me knikkend toe. Gelukt! Hier zijn geen straatnamen met huisnummers en de boerderijen liggen verspreid in het landschap, vaak onttrokken aan het oog door een heuvel, een bocht in de weggetjes of een plukje bos. Een adres zien te vinden is vaak geen makkie, op de eerste werkdag permitteer ik me niet om te laat te komen en een routebeschrijving in het Frans aan de telefoon sla ik voorlopig even over. Die gaan altijd gepaard met van die aanwijzingen als 'bij de grote eik rechts, na het gebouw met de bruine deuren links, rechtdoor na de schapenwei, na het 3e karrenspoor aan uw linkerhand rechtdoor blijven rijden tot het eerste bospad aan uw rechterhand, bij het stenen kruis links, daar is het.'
Dikke witte eenden scharrelen wat rond, een zwarte stok oude labrador blaft me een welkom -als ze kwispelen is het meestal wel ok, maar eerst wordt er gevoeld wat de baas voelt- de moestuin is zo goed als leeg en ligt er strak onderhouden bij en de rest ontgaat me, want ik moet naar binnen om het onbekende aan te gaan; werken bij de mensen thuis. De boerin, mevrouw Ravelac, is no-nonsense, zij regelde mij en zij is de baas, terwijl ik onder contract sta bij het arbeidsbureau. Het kleine halletje heeft links en rechts een deur en rechtuit is de trap naast een tafeltje met kunstbloemen, er ligt een krant naast. Ik volg mevrouw de woonkeuken in. Die is gigantisch groot met een traditionele schouw die de hele achterwand beslaat waar het fornuis in staat. De andere wand heeft boven het aanrecht ramen met vitrage ervoor. Links de ramen met zicht op het erf dat met ronde keien is bestraat waar fijn kort gras tussen groeit, er staan twee bankjes tegenaan waar een oude man op zit, onderuit gezakt, maar hij komt overeind als ik de keuken binnen kom. Op het puntje van een lage bank, die altijd bij zo'n enorme eettafel passen en een zitplaats bieden aan de hele familie, zit een oud dametje in bloemetjesjurk, duidelijk pa en ma, tegen de tachtig schat ik zo. Handen worden geschud, namen gegeven, het contract vouw ik uit op tafel en het urenbriefje. Heel kort neemt de boerin het door en troont me mee naar boven, laat me 1 kamer zien en zet me aan het werk. Heerlijk, no nonsens. Ik neem wel de vrijheid mijn schoenen uit te trekken, die modderdingen aan en een badkamer schoon maken lijkt me wat vreemd. Maar ik zie dat ze dat toch wel erg raar vinden, jammer dan, ik werk op m'n sokken. De stopcontacten werken niet allemaal, dus de stofzuiger heeft een verlengsnoer. Wel logisch als ik naar de contactpunten laag bij de hoge plinten kijk. Die zijn allllang verboden in Nederland. Net als de gedraaide elektriciteitssnoertjes van de lampen aan de plafonds. Er is niets te veel. Bedden met lakens en dekens, zelf gebreid vermoed ik. Op iedere kamer een bed, een nachtkastje, een kledingkast, een stoel, dat is alles. Op 1 kamer ontwaar ik een wekker, een moderne met digitale weergave en een radio. Juist dat nachtkastje met die wekker stoot ik om, klabam. Niks erg, de wekker geeft nog steeds de juiste tijd aan. De facetramen met stokoude maar oerdegelijke verf zijn ook vies te noemen. Ze verstoppen zich achter vitrage die niet zijn gestikt aan de onderkant, ach wat geeft het, no nonsens. Onder de bedden is het grijs van het stof, de wolken verdwijnen in de gretige stofzuiger en beneden kunnen ze iedere stap die ik zet volgen. De enige kamers die gebruikt worden verraden zich door de deuren die rond de klinken zwart zien. Als je katten hebt die deuren van hun kier afhalen door ze met de kop open te duwen krijg je dezelfde zwarte vette aanslag. De leukste ontdekking zijn de lampen aan het plafond. De eerste die ik onder handen wil nemen lijkt van porcelein. Zo'n bloemvorm op z'n kop, beschilderd met bloemen op een witte ondergrond. Ik pak een stoel om erbij te kunnen en pak zo voorzichtig mogelijk de kap vast. Plastic! Ideaal en functioneel, no nonsens. De kamer in, kleren uit, onder de wol, licht uit en slapen. Waarom moderne spullen als dit gewoon werkt en voldoende is? Ook de geribbelde bolletjes in de gang boven blijken van plastic, wat een poetsfeest, makkie.
Toch werk ik me twee uur een slag in de rondte. Ze woont in bij haar ouders, heeft een groot boerenbedrijf, werkt zich een slag in de rondte en komt aan het huishouden niet meer toe. Om zo bij de mensen thuis te komen, hen ook thuis te leren kennen in plaats van opgedoft tijdens een dorpsfeest, is een leuke kant aan het werken voor het arbeidsbureau. Zo'n eenvoudig huishouden komt me vreemd voor. Er is niets aan tierlantijntjes, niets aan schilderijtjes, aandenken of decoratie, niets! Het maakt van het huis bijna een filmdecor, maar zelfs dan zou je denken dat er iets niet klopt. Toch leeft het huis, woont er een complete familie, heeft het een lange geschiedenis dat alleen uitgeademd wordt door de muren, het zeil op de badkamervloer, de plastic lampen aan de gedraaide verouderde snoeren en de gebreide kleden op alle bedden. Ondanks dat ik een buitenlander ben die de rotklusjes mag opknappen tegen een laag loon dat voor de helft op gaat aan diesel naar die veraf gelegen adressen, voel ik me gepromoveerd tot Poets.