dinsdag 1 juli 2014

Cat-sitten


Alsof ze mijn laatste droom gestolen hebben, maken twee duiven een nummertje in een net uitgebloeide lindeboom op een rommelig gevormd hofje vol ommuurde achtertuinen in het centrum van Brussel. Een ander haalt takjes uit een oud nest in een van de vergeten coniferen die richting hemel groeien. Ik geniet van de ochtendzon waarin ook Bo, een rode kleine kater van 1 jaar, zich tegoed doet. Binnenkatten, waarvan Jasper de Grijze iets zwaars onder de leden heeft en indien mogelijk 24/7 zorg. Ik doe aan cat-sitten en heb vakantie.
Jasper en Bo willen niet op reis, hebben wel 'iets' met koffers en de inhoud.
Het is het kleinste vliegveld dat ik ken. Misschien dat het eiland Samos een kleinere bezit, maar dat ben ik vergeten. De eerste reiziger ben ik, een uur geleden afgezet door een stuk chagrijn van een taxichauffeur die hoopte een fooi te krijgen van deze misschien-toeriste. Ik ben inderdaad  ’Niet van hier’, dat is duidelijk. Wel loyaler aan de Aveyron, verwonderd als ik ben over de cultuuromslag van het uiterste afgelegen noorden en de hoofdstad van dit departement. Lul.
Na een uur vest uit, vest aan, vest uit, met de ogen knijpend lezen in een vers boek waarvan de omslag nog glad is, het tsjilpen van de mussen zat, kan ik eindelijk naar binnen voor een bak koffie in een net geopend restaurantje. Nog ruim 3 uur wachten voor ik weer als sardien de korte reis mag maken. Met geniepigheid probeert de vliegtuigmaatschappij je zogenaamd op te waarderen met tomatensaus in de vorm van een ‘djeezburgur’, eau de toilette en andere fan-tas-tische aanbiedingen. Ik kom uit een sobere wereld waarin men hard werken moet voor het broodnodige en zelfs dat nauwelijks bij elkaar sprokkelt. Wat ‘men’ allemaal nodig denkt te hebben gaat me steeds meer bevreemden. De taxirit is kort en erg duur. Dit bij gebrek aan een busdienst tussen het station en het vliegveld. Liften door de stad zie ik niet zitten. Had er bij de bowling uit gemoeten, waar de afslag zit naar de luchthaven, maar was er opeens voorbij.
 
6 uur 30, het cafe gaat open
Ik start de rit in ons dorpje, met zijn paar honderd inwoners verspreid over een groot gebied dat aan weerszijden afgekant is door rafelige randen van twee kloven, ooit door gletsjers uitgesleten. Uitgezwaaid door Marc die ik om half 6 wakker maak om me op de hoofdweg af te zetten een kwartier rijden van huis. Ook vaarwel gezoend door Dominique, op weg naar zijn café in Lo Mur, doet hier een koffie in ‘onze kroeg’ en koopt een verse ‘Aujourd’hui’ voor op zijn bar, zo’n lokaal krantje voor zijn klanten die geen zin hebben in een babbel op de vroege morgen. Ach, dan kan er in ieder geval nog gespeculeerd worden of die onweersbui vandaag gaat vallen of later die week. De flarden mist worden door de opkomende zon gekleurd en zet de tunnel onder de aan weerszijden van de weg groeiende lindebomen in een perzikkleurige gloed. Hier zwaluwen die hun ochtendronde doen voor dauwfrisse vliegjes. De busdienst die me 90 kilometer verder moet brengen komt hier rustig 10 minuten later. Toch nooit klanten zo vroeg, al gaat deze bus maar 1 keer per dag, heen en terug. Een klein busje met een chauffeur die ook geen vroege prater is en weet hoe je smalle kronkelwegen zo efficiënt mogelijk moet benutten. Geen kip op de weg. Ook geen koe trouwens. Ruim op tijd voor de overstap waar hij het woord voor me doet en ze nog een sigaretje roken, babbeltje maken en niet op de klok kijken. Volgende etappe van een 20 minuten. Schoolkinderen worden opgehaald. Wandelaars naar Santiago, alles stapt in zonder kaartje te kopen of abonnement te tonen. Er wordt gezellig gebabbeld onder elkaar. Gemoedelijk spreekt men gisteren door. In Espaliu weer een overstap, een kleine stad waar alles al veel sneller en efficiënter gedaan moet worden. Waarom het gemoedelijke nu opeens verdwenen is, is me een raadsel, het bevestigt dat ik geen stadsmens meer ben. In de 3e van de 4 bussen die ik voor mijn reis naar Brussel nodig heb, hoef ik pas die luttele 3 euro af te rekenen. Ik neem het kaartje aan voor Lydia’s administratie, voor haar makkelijker het mij te vergoeden.

Het is een vreemd leven, dat er in een grote stad als Brussel geen mensen te vinden zijn die kort van te voren een week kunnen missen om voor een zieke kat te zorgen terwijl vrouwtje uit werken moet, ook op reis. Dat een kattenverzorgster ingevlogen moet worden voor de pluizenbollen. Mijn korte vakantie wordt zo mogelijk gemaakt. De cultuurshock blijft achterwege. Ik wentel me met gemak in het broeierig centrum van een grote stad. Dit wel na een rustige oriëntatie op de grote stations waar iedereen wel zijn weg lijkt te kunnen vinden in 1 oogopslag. Ik heb er altijd even tijd voor nodig.

Het straatbeeld bij een van de grotere stations.

Even afstand van de moestuin die twee keer daags bezocht wordt voor oogsten, water geven en boerenkool de grond uit kijken. Even geen ezeltjes, waarvan de 1 een halve balk ten gehore brengt als mijn Nokia wekdienst voor de 2e keer piept om me te laten weten dat ze al even staan te wachten op hun ochtendwortel. Even een week geen housemuziek of man hamerend op het dak, zand in banden aanstampend in de moestuin. Geen vaste tijd om eten te koken, geen was draaien of helpen met kruiwagens zand achter de muur vandaan scheppen om diezelfde banden in de moestuin te kunnen vullen. Geen tig kilo boontjes doppen voor het wekken. De eerste oogst gaf al 6 kilo, we hebben de zorg om veel meer weckpotten te bemachtigen en planken erbij te maken in het voorradenkot. Elkaar even niet op de huid zitten. M&M vormt met het beestenspul op die bijzondere plek een mooi geheel en daarom goed de aangeboden afstand te benutten.
Al moet ik daar 2 volle dagen zomaar ‘zitten’ voor over hebben. Ik krijg vakantie!

De idioterie op het vliegveld wordt er niet minder om als het vliegveld klein is. Een groep Fransen omringd me tijdens het wachten in de gate, generatiegenoten. Een sportteam misschien. Ik ruik ze. Een concentratie mensen. De geur van mensen. Geen vieze geur, ben zelf ook mens genoeg, denk ik. Want levend in de natuur met enkel blad en takken om je heen, vogels en krekels, de geur van flarden mist en de zon die ze oplost, laat me soms denken dat ik meer een entiteit ben dan ‘gewoon’ een mens.
We wachten. Als kweekvis in het ruim van een kleine vissersboot, om schoon en ontdaan van leven via een lopende band te verdwijnen in een blikje waar de zuurstof is vervangen door olie. De geur van mensen op een kluitje is haast net zo wrang als koud geperste olie kan zijn. Ik probeer De kinderen van Calais te lezen, maar het lukt niet. Opgewonden geroezemoes, geritsel van jassen en zakjes eten, chips of snoep, het ritsen van koffers voor het toch maar pakken van die krant waarvan enkel wat koppen gesneld worden.

Nee, die korte vluchten zijn onprettig. Met de haast overdreven veiligheidsmaatregelen van het schoenen, jas en riem uit- en aan doen. De laptop uit de tas los in een bak die op rolletjes door een kast schuift. Misschien worden mijn bestanden wel gescand, worden de kleuren van mijn stringetjes geregistreerd, de titel van de 2 boeken die ik bij me wil hebben. Alsof ik daaraan toe kom als ik met mijn writersblock op een warm appartement en een kat op schoot mijn gedachten probeer te ordenen zonder dat de emotie me opslokt. Misschien verzuip ik me wel in echt slechte wijn uit vrac.
Grappig is dat handbagage niet gewogen wordt, terwijl een Britse vriendin beweert van wel. Wat nemen Britten wel mee dat reizigers naar Charleroi niet meesjouwen?  Ik kan me in 1 dag dan wel transformeren van boerinneke in stads’mens’, maar sightseeing is niet aan me besteed. Ook ga ik geen terrasjes pakken, musea of anderszins aflopen. Geen behoefte aan en zeker geen zin in. Even een paar dagen niets meer dan lekker koken, katjes verzorgen, lezen, schrijven en luieren.
Het sardientjesgevoel. Rare oren en een drammerige buurman in de stoel naast me met zijn verlegen lachende en inschikkelijke vrouw op leeftijd aan het gangpad. Omdat ik weiger lang in de rij te staan om ongeduldig sneller te willen boarden dan mogelijk, wacht ik zolang ik kan met opstaan in de gate. Stoel F14 aan het raam blijkt bezet door de overjarige mopperpot die van geen sjoege geeft als ik hem in 3 talen duidelijk maak dat hij op mijn plek zit, begeerd, vermoedelijk, omdat het wat uitzicht geeft op onze gedeelde aardkloot. Ik besef me pas een kwartier later dat het me eigenlijk niet uitmaakt of ik bij het raampje zit of niet. Maar assertief gemaakt door 5 jaren overleven, laat ik me niet snel meer de kaas van mijn brood eten. Ik weet knorrepot te overtuigen dat hij toch echt zijn hoekje uit moet, dit aangemoedigd door zijn vrouw die de discussie schuwt van haar halsstarrige echtgenoot. Meneer klapt kleuterig in zijn handen als de overwinningstune van Ryanair klinkt na een succesvolle vlucht en landing.
Vliegen zal nooit een pretje voor me worden. De in mijn ogen overdreven veiligheidsmaatregelen, het wachten, de aanslag op de aarde, de lucht die je in moet ademen, gedoe dus. Dat ingeblikte gevoel, voor een uur of 2 nog net acceptabel. Het doel heiligt de middelen niet. Maar met de trein is ook uitputtend en veel langer reizen, al vertrek ik voor dag en dauw.
(Beter niet modern te reizen, volgende keer met bepakte ezels op stap?) 



Ik groet U, oh mooi Aveyron. Dat vergeten gebied dat nog steeds moeilijk te bereiken is zonder auto. Waar het dichtstbijzijnde vliegveld, een ziekenhuis en snelweg per definitie anderhalf uur rijden zijn. Waar je bij de inteelt-zoon van de dorpsoudste op verhaal kunt komen en je wel gezien wordt, bent. Ik kijk mijn geliefde thuis na zolang ik kan.
Ik word sentimenteel als ik uitkijk door het kleine raampje, over de hoog gelegen velden rond de departementale hoofdstad. Die lijkt verbazingwekkend klein met uitwaaierende dorpen omzoomd door de weilanden met bruine stipjes, koeien van het ras Aubrac. De prachtige dieren met een lange brede pluim aan de staart voor het wegjagen van de vliegen. De grote ogen met lange wimpers omrandt door het crème dat langzaam overgaat in een zacht velours bruin. De ruigte naast het lieflijke, het ondoordringbare en vergeten achterland.

Het leven op een groter vliegveld kan overweldigend zijn. Maar helemaal wereldvreemd ben ik niet. Hoop ik ook niet te worden, dus geniet ik ervan, koop koffie en een wrap en doe een plas. Uit automatisme wil ik toiletpapier in de prullenbak gooien, maar dat hoeft alleen thuis. De sjacheraars lokken je hun taxi in en schieten onder de duiven van de busdiensten. Best lucratief. Dit keer zit de shuttlebus vol, geen stoel is onbezet. Een groep jonge mannen heeft lol en zorgt voor een vrolijke sfeer met regelmatig lachsalvo’s. Franse humor ontgaat me vaak, maar zo verdrijft het de verstikkende hitte zolang de bus nog wacht met vertrekken en de airco niet werkt.
Ik ben moe van het zitten. 2 uur bus, 4 uur vliegveld, 2 uur vliegtuig, 1 uur bus. Dat ben ik niet gewend en een stuk gaan lopen met een rolkoffer is ook zo wat. Thuis kan ik mijn onrust laten gaan. Die onrust moet nu voor een kleine week beteugeld worden. De focus om te schrijven, de discipline de televisie uit te laten. (Dat apparaat heeft ongemerkt een hypnotiserende werking terwijl het nog minder doet dan het zijn van fastfood voor mijn hersenen, veel geblaat, 1% wol.) Leren genieten van weinig doen. Het laatste stuk traject is per metro. Genietend loop ik door de stations en houd ik me staande in de metro’s. Blij met de paar honderd meter lopen over een brede drukke straatweg. Benen strekken, verstijfde bilpartij weer los lopen.

Zoveel jonge mensen, zo weinig 65+, dat valt op. Alle denkbare nationaliteiten, de grootste gelikte auto’s, enorme bedrijventerreinen, overal stoplichten en fietspaden. Heuse fietspaden in een andere kleur asfalt dan de rijwegen. Een ‘Help Animals’ dierenpension aan een drukke weg met een driehoekje kale zanderige grond voor honden, een afdakje voor als het regent. Er struint een bastaard herder rond met de neus aan de geurloze grond, die verveelt zich stierlijk. Er pal naast, enkel gescheiden door wat gaas, een iets ruimer verblijf met her en der plateaus waar ik 1 kattenstaart zie hangen, vermoedelijk ook ten prooi gevallen aan de verveling. Help Animals? Onze ‘huis’dieren zouden er verkommeren, zich kaal likken, een 23 en een half uur slapen per dag, stoppen met eten en zich schor miauwen.

Het zal huisvuilophaaldag zijn als ik naar de zakken kijk die lantaarnpalen en prullenbakken een dag, of 2, gezelschap houden. Ik zal blij zijn als ik zo op het dakterras onderuit kan zakken met een koele witte wijn, een kater of twee, inmiddels vriendin Lydia en een luxe maaltje met asperges met op de achtergrond vanuit het dakraam zwoele jazzmuziek en hier en daar een sirene die aan weerszijde van het appartement langs de muren omhoog wordt gestuwd.
Ik hoor in 10 minuten meer talen dan dat ik afgelopen 10 jaar heb gehoord. Zie straatarm en bedelend naast de grootste luxe wagens met chauffeur die gezonnebrilde rijken verplaatst. Tussen de graffiti door originele streetart, bloeiende stokrozen in een boomspiegel van een stoffige doffe lindeboom. Binnentuintjes en luxe hoven aan het directe zicht ontnomen door statige hekwerken, de intercom en het alarm zichtbaar.
Ik heb alles al!
Als enige uitje veroorloof ik mezelf een bezoek aan de gewone markt. Met lekkernijen uit alle windstreken, verse groenten die ik thuis niet krijgen of kweken kan, kruiden in grootverpakking en huishoudelijke 1euro troep waarbij ik me bedenk dat ik alles heb, thuis. Ik maak een praatje met een man die patés, worsten en andere streekproducten uit de Auvergne verkoopt. Hoopt dat ik koop, maar biecht eerlijk op dat ik een prijsvergelijking maak. Dit in verband met ons overvolle kot met te veel varken-voor-twee en de korte wenslijstjes van enkele locals die graag wat kopen. Een potje fromage du tete doet al snel zo’n 5,50 in het hoge noorden, dan zijn we bescheiden als we 2,50 vragen.

Lekker eten in stil gezelschap.
Maar graag ga ik terug naar het appartement waar ik de rust vind, de Televisie uit laat en gewoon maar ga zitten. Naar duiven kijk, en mussen hoor. Sirenes heel de dag door, want ik zit, ja Zit, hier om de hoek van het hoofdbureau van de politie. 
Niks doen is ook een kunst. Ik heb vakantie.