Jasper en Bo willen niet op reis, hebben wel 'iets' met koffers en de inhoud. |
Het is het kleinste
vliegveld dat ik ken. Misschien dat het eiland Samos een kleinere bezit, maar
dat ben ik vergeten. De eerste reiziger ben ik, een uur geleden afgezet door
een stuk chagrijn van een taxichauffeur die hoopte een fooi te krijgen van deze
misschien-toeriste. Ik ben inderdaad ’Niet
van hier’, dat is duidelijk. Wel loyaler aan de Aveyron, verwonderd als ik ben
over de cultuuromslag van het uiterste afgelegen noorden en de hoofdstad van
dit departement. Lul.
Na een uur vest uit,
vest aan, vest uit, met de ogen knijpend lezen in een vers boek waarvan de
omslag nog glad is, het tsjilpen van de mussen zat, kan ik eindelijk naar binnen voor een bak koffie in een
net geopend restaurantje. Nog ruim 3 uur wachten voor ik weer als sardien de
korte reis mag maken. Met geniepigheid probeert de vliegtuigmaatschappij je
zogenaamd op te waarderen met tomatensaus in de vorm van een ‘djeezburgur’, eau
de toilette en andere fan-tas-tische aanbiedingen. Ik kom uit een sobere wereld
waarin men hard werken moet voor het broodnodige en zelfs dat nauwelijks bij
elkaar sprokkelt. Wat ‘men’ allemaal nodig denkt te hebben gaat me steeds meer
bevreemden. De taxirit is kort en erg duur. Dit bij gebrek aan een busdienst
tussen het station en het vliegveld. Liften door de stad zie ik niet zitten.
Had er bij de bowling uit gemoeten, waar de afslag zit naar de luchthaven, maar
was er opeens voorbij.
Ik start de rit in ons
dorpje, met zijn paar honderd inwoners verspreid over een groot gebied dat aan
weerszijden afgekant is door rafelige randen van twee kloven, ooit door
gletsjers uitgesleten. Uitgezwaaid door Marc die ik om half 6 wakker maak om me
op de hoofdweg af te zetten een kwartier rijden van huis. Ook vaarwel gezoend
door Dominique, op weg naar zijn café in Lo Mur, doet hier een koffie in ‘onze
kroeg’ en koopt een verse ‘Aujourd’hui’ voor op zijn bar, zo’n lokaal krantje
voor zijn klanten die geen zin hebben in een babbel op de vroege morgen. Ach,
dan kan er in ieder geval nog gespeculeerd worden of die onweersbui vandaag
gaat vallen of later die week. De flarden mist worden door de opkomende zon gekleurd
en zet de tunnel onder de aan weerszijden van de weg groeiende lindebomen in
een perzikkleurige gloed. Hier zwaluwen die hun ochtendronde doen voor
dauwfrisse vliegjes. De busdienst die me 90 kilometer verder moet brengen komt
hier rustig 10 minuten later. Toch nooit klanten zo vroeg, al gaat deze bus
maar 1 keer per dag, heen en terug. Een klein busje met een chauffeur die ook
geen vroege prater is en weet hoe je smalle kronkelwegen zo efficiënt mogelijk
moet benutten. Geen kip op de weg. Ook geen koe trouwens. Ruim op tijd voor de
overstap waar hij het woord voor me doet en ze nog een sigaretje roken,
babbeltje maken en niet op de klok kijken. Volgende etappe van een 20 minuten.
Schoolkinderen worden opgehaald. Wandelaars naar Santiago, alles stapt in
zonder kaartje te kopen of abonnement te tonen. Er wordt gezellig gebabbeld
onder elkaar. Gemoedelijk spreekt men gisteren door. In Espaliu weer een
overstap, een kleine stad waar alles al veel sneller en efficiënter gedaan moet
worden. Waarom het gemoedelijke nu opeens verdwenen is, is me een raadsel, het
bevestigt dat ik geen stadsmens meer ben. In de 3e van de 4 bussen
die ik voor mijn reis naar Brussel nodig heb, hoef ik pas die luttele 3 euro af
te rekenen. Ik neem het kaartje aan voor Lydia’s administratie, voor haar
makkelijker het mij te vergoeden.
Het is een vreemd
leven, dat er in een grote stad als Brussel geen mensen te vinden zijn die kort
van te voren een week kunnen missen om voor een zieke kat te zorgen terwijl
vrouwtje uit werken moet, ook op reis. Dat een kattenverzorgster ingevlogen
moet worden voor de pluizenbollen. Mijn korte vakantie wordt zo mogelijk
gemaakt. De cultuurshock blijft achterwege. Ik wentel me met gemak in het
broeierig centrum van een grote stad. Dit wel na een rustige oriëntatie op de
grote stations waar iedereen wel zijn weg lijkt te kunnen vinden in 1
oogopslag. Ik heb er altijd even tijd voor nodig.
Het straatbeeld bij een van de grotere stations. |
Even afstand van de
moestuin die twee keer daags bezocht wordt voor oogsten, water geven en
boerenkool de grond uit kijken. Even geen ezeltjes, waarvan de 1 een halve balk
ten gehore brengt als mijn Nokia wekdienst voor de 2e keer piept om
me te laten weten dat ze al even staan te wachten op hun ochtendwortel. Even
een week geen housemuziek of man hamerend op het dak, zand in banden aanstampend
in de moestuin. Geen vaste tijd om eten te koken, geen was draaien of helpen
met kruiwagens zand achter de muur vandaan scheppen om diezelfde banden in de
moestuin te kunnen vullen. Geen tig kilo boontjes doppen voor het wekken. De
eerste oogst gaf al 6 kilo, we hebben de zorg om veel meer weckpotten te
bemachtigen en planken erbij te maken in het voorradenkot. Elkaar even niet op
de huid zitten. M&M vormt met het beestenspul op die bijzondere plek een
mooi geheel en daarom goed de aangeboden afstand te benutten.
Al moet ik daar 2 volle
dagen zomaar ‘zitten’ voor over hebben. Ik krijg vakantie!
De idioterie op het
vliegveld wordt er niet minder om als het vliegveld klein is. Een groep Fransen
omringd me tijdens het wachten in de gate, generatiegenoten. Een sportteam
misschien. Ik ruik ze. Een concentratie mensen. De geur van mensen. Geen vieze
geur, ben zelf ook mens genoeg, denk ik. Want levend in de natuur met enkel
blad en takken om je heen, vogels en krekels, de geur van flarden mist en de
zon die ze oplost, laat me soms denken dat ik meer een entiteit ben dan ‘gewoon’
een mens.
We wachten. Als
kweekvis in het ruim van een kleine vissersboot, om schoon en ontdaan van leven
via een lopende band te verdwijnen in een blikje waar de zuurstof is vervangen
door olie. De geur van mensen op een kluitje is haast net zo wrang als koud
geperste olie kan zijn. Ik probeer De kinderen van Calais te lezen, maar het
lukt niet. Opgewonden geroezemoes, geritsel van jassen en zakjes eten, chips of
snoep, het ritsen van koffers voor het toch maar pakken van die krant waarvan
enkel wat koppen gesneld worden.
Nee, die korte vluchten
zijn onprettig. Met de haast overdreven veiligheidsmaatregelen van het
schoenen, jas en riem uit- en aan doen. De laptop uit de tas los in een bak die
op rolletjes door een kast schuift. Misschien worden mijn bestanden wel
gescand, worden de kleuren van mijn stringetjes geregistreerd, de titel van de
2 boeken die ik bij me wil hebben. Alsof ik daaraan toe kom als ik met mijn
writersblock op een warm appartement en een kat op schoot mijn gedachten
probeer te ordenen zonder dat de emotie me opslokt. Misschien verzuip ik me wel
in echt slechte wijn uit vrac.
Grappig is dat
handbagage niet gewogen wordt, terwijl een Britse vriendin beweert van wel. Wat
nemen Britten wel mee dat reizigers naar Charleroi niet meesjouwen? Ik kan me in 1 dag dan wel transformeren van
boerinneke in stads’mens’, maar sightseeing is niet aan me besteed. Ook ga ik
geen terrasjes pakken, musea of anderszins aflopen. Geen behoefte aan en zeker
geen zin in. Even een paar dagen niets meer dan lekker koken, katjes verzorgen,
lezen, schrijven en luieren.
Het sardientjesgevoel.
Rare oren en een drammerige buurman in de stoel naast me met zijn verlegen
lachende en inschikkelijke vrouw op leeftijd aan het gangpad. Omdat ik weiger
lang in de rij te staan om ongeduldig sneller te willen boarden dan mogelijk,
wacht ik zolang ik kan met opstaan in de gate. Stoel F14 aan het raam blijkt
bezet door de overjarige mopperpot die van geen sjoege geeft als ik hem in 3
talen duidelijk maak dat hij op mijn plek zit, begeerd, vermoedelijk, omdat het
wat uitzicht geeft op onze gedeelde aardkloot. Ik besef me pas een kwartier
later dat het me eigenlijk niet uitmaakt of ik bij het raampje zit of niet. Maar
assertief gemaakt door 5 jaren overleven, laat ik me niet snel meer de kaas van
mijn brood eten. Ik weet knorrepot te overtuigen dat hij toch echt zijn hoekje
uit moet, dit aangemoedigd door zijn vrouw die de discussie schuwt van haar
halsstarrige echtgenoot. Meneer klapt kleuterig in zijn handen als de
overwinningstune van Ryanair klinkt na een succesvolle vlucht en landing.
Vliegen zal nooit een
pretje voor me worden. De in mijn ogen overdreven veiligheidsmaatregelen, het
wachten, de aanslag op de aarde, de lucht die je in moet ademen, gedoe dus. Dat
ingeblikte gevoel, voor een uur of 2 nog net acceptabel. Het doel heiligt de
middelen niet. Maar met de trein is ook uitputtend en veel langer reizen, al
vertrek ik voor dag en dauw.
(Beter niet modern te
reizen, volgende keer met bepakte ezels op stap?)
Ik groet U, oh mooi
Aveyron. Dat vergeten gebied dat nog steeds moeilijk te bereiken is zonder
auto. Waar het dichtstbijzijnde
vliegveld, een ziekenhuis en snelweg per definitie anderhalf uur rijden zijn.
Waar je bij de inteelt-zoon van de dorpsoudste op verhaal kunt komen en je wel gezien wordt, bent. Ik kijk mijn geliefde
thuis na zolang ik kan.
Ik word sentimenteel
als ik uitkijk door het kleine raampje, over de hoog gelegen velden rond de
departementale hoofdstad. Die lijkt verbazingwekkend klein met uitwaaierende
dorpen omzoomd door de weilanden met bruine stipjes, koeien van het ras Aubrac.
De prachtige dieren met een lange brede pluim aan de staart voor het wegjagen
van de vliegen. De grote ogen met lange wimpers omrandt door het crème dat
langzaam overgaat in een zacht velours bruin. De ruigte naast het lieflijke,
het ondoordringbare en vergeten achterland.
Het leven op een groter
vliegveld kan overweldigend zijn. Maar helemaal wereldvreemd ben ik niet. Hoop
ik ook niet te worden, dus geniet ik ervan, koop koffie en een wrap en doe een
plas. Uit automatisme wil ik toiletpapier in de prullenbak gooien, maar dat
hoeft alleen thuis. De sjacheraars lokken je hun taxi in en schieten onder de
duiven van de busdiensten. Best lucratief. Dit keer zit de shuttlebus vol, geen
stoel is onbezet. Een groep jonge mannen heeft lol en zorgt voor een vrolijke
sfeer met regelmatig lachsalvo’s. Franse humor ontgaat me vaak, maar zo verdrijft
het de verstikkende hitte zolang de bus nog wacht met vertrekken en de airco
niet werkt.
Ik ben moe van het
zitten. 2 uur bus, 4 uur vliegveld, 2 uur vliegtuig, 1 uur bus. Dat ben ik niet
gewend en een stuk gaan lopen met een rolkoffer is ook zo wat. Thuis kan ik
mijn onrust laten gaan. Die onrust moet nu voor een kleine week beteugeld
worden. De focus om te schrijven, de discipline de televisie uit te laten. (Dat
apparaat heeft ongemerkt een hypnotiserende werking terwijl het nog minder doet
dan het zijn van fastfood voor mijn hersenen, veel geblaat, 1% wol.) Leren
genieten van weinig doen. Het laatste stuk traject is per metro. Genietend loop
ik door de stations en houd ik me staande in de metro’s. Blij met de paar
honderd meter lopen over een brede drukke straatweg. Benen strekken, verstijfde
bilpartij weer los lopen.
Zoveel jonge mensen, zo
weinig 65+, dat valt op. Alle denkbare nationaliteiten, de grootste gelikte
auto’s, enorme bedrijventerreinen, overal stoplichten en fietspaden. Heuse
fietspaden in een andere kleur asfalt dan de rijwegen. Een ‘Help Animals’
dierenpension aan een drukke weg met een driehoekje kale zanderige grond voor
honden, een afdakje voor als het regent. Er struint een bastaard herder rond
met de neus aan de geurloze grond, die verveelt zich stierlijk. Er pal naast,
enkel gescheiden door wat gaas, een iets ruimer verblijf met her en der
plateaus waar ik 1 kattenstaart zie hangen, vermoedelijk ook ten prooi gevallen
aan de verveling. Help Animals? Onze ‘huis’dieren zouden er verkommeren, zich
kaal likken, een 23 en een half uur slapen per dag, stoppen met eten en zich
schor miauwen.
Het zal huisvuilophaaldag
zijn als ik naar de zakken kijk die lantaarnpalen en prullenbakken een dag, of
2, gezelschap houden. Ik zal blij zijn als ik zo op het dakterras onderuit kan
zakken met een koele witte wijn, een kater of twee, inmiddels vriendin Lydia en
een luxe maaltje met asperges met op de achtergrond vanuit het dakraam zwoele
jazzmuziek en hier en daar een sirene die aan weerszijde van het appartement langs
de muren omhoog wordt gestuwd.
Ik hoor in 10 minuten
meer talen dan dat ik afgelopen 10 jaar heb gehoord. Zie straatarm en bedelend
naast de grootste luxe wagens met chauffeur die gezonnebrilde rijken
verplaatst. Tussen de graffiti door originele streetart, bloeiende stokrozen in
een boomspiegel van een stoffige doffe lindeboom. Binnentuintjes en luxe hoven aan
het directe zicht ontnomen door statige hekwerken, de intercom en het alarm
zichtbaar.
Ik heb alles al! |
Als enige uitje veroorloof ik mezelf een bezoek aan de gewone markt. Met lekkernijen uit alle
windstreken, verse groenten die ik thuis niet krijgen of kweken kan, kruiden in
grootverpakking en huishoudelijke 1euro troep waarbij ik me bedenk dat ik alles
heb, thuis. Ik maak een praatje met een man die patés, worsten en andere
streekproducten uit de Auvergne verkoopt. Hoopt dat ik koop, maar biecht eerlijk
op dat ik een prijsvergelijking maak. Dit in verband met ons overvolle kot met
te veel varken-voor-twee en de korte wenslijstjes van enkele locals die graag
wat kopen. Een potje fromage du tete doet al snel zo’n 5,50 in het hoge
noorden, dan zijn we bescheiden als we 2,50 vragen.
Lekker eten in stil gezelschap. |
Maar graag ga ik terug
naar het appartement waar ik de rust vind, de Televisie uit laat en gewoon maar
ga zitten. Naar duiven kijk, en mussen hoor. Sirenes heel de dag door, want ik zit, ja Zit, hier om de hoek van het hoofdbureau van de politie.
Niks doen is ook een kunst. Ik heb vakantie.