Ik doe erg mijn best om bij de les te blijven, maar dat valt niet mee met dat scherpe geloei op de achtergrond.
De wetenschap dat het kurk en kurk droog is in de bossen probeer ik te verdringen.
De deur van de zaal gaat heel zachtjes open, maar ik lig ernaast, en net als de tikkende klok hoor ik dit geluid ook, maar ik blijf nog liggen zo ik lig en hou mijn ogen dicht. "Daniël" fluistert Anais zo zachtjes mogelijk, terwijl hij doorgaat met het aansturen van deze vorm van 'innerlijk uitbalanceren'. Maar hij praat rustig door met zijn hypnotiserende stem. Totdat Anais mij zachtjes port, gelijk gaan mijn ogen open en kijken haar aan, het is een elfjes gezicht, een hele lieve meid die dit jaar voor het eerst in het centrum werkt. We kennen haar al jaren, ze stond, voordat ze moeder werd, op de markten met zelf gemaakte tassen en sieraden. 'Je man heeft gebeld, er is brand, je moet naar huis.'
De schok van haar woorden na het geluid van die sirenes die overal vandaan leken te komen -wat duidt op een grote brand en niet enkel een schuurtje- zit er goed in. Ik gris m'n spullen waar ik op lag van de vloer en vlieg het zaaltje uit. Twee geschrokken meiden kijken me beneden aan, Anais biedt aan dat ik Marc even kan bellen, wat ik gelijk doe. Een grote bosbrand aan de overkant van de rivier die door de harde wind heel snel uitbreidt liet Marc de brandweer bellen, en mij. Die wind is eng, hij waait zo hard en lijnrecht door de gorges. Met een beetje pech waait er brandend bos onze kant uit, de wind is er echt hard genoeg voor. Dit is angst dat we beide voelen, we hebben geen pomp, de brandweer kan enkel over de pistes rijden en wij wonen nu juist onder die piste. Als er iets overwaait zal het bos direct vlam vatten. Wij kunnen er ook nauwelijks bij om dood hout weg te zagen daar.
Buiten zie ik de hemel al onnatuurlijk bewolkt en de rit naar huis is normaal een 30 minuten rijden. Ik ben nog nooit zo hard naar huis gereden, ondanks de waarschuwing van m'n lief, durf ik de Rode over de slingerweg naar het bospad te sturen. Ik passeer met een 90 km per uur een auto van de gendarmerie die in tegenovergestelde richting rijdt. Het gaat letterlijk net goed, maar het zij me vergeven. Ze weten van wie die Landrover is en waar de eigenaren wonen. Met een vrijbrief voor het scheuren rijd ik verder zonder al te veel te remmen. Het bospad met een snelheidslimiet van 30 per uur overschrijdt ik met het gevaar voor het in mogen leven van m'n rijbewijs. (Nederlandse wetten dan hè.) Thuis staat het hek open, de Blauwe staat klaar om te vluchten met op het dak mijn lief met een verrekijker.
De brandhaard heeft Marc ontdekt als zijnde de enige die zo dicht in de buurt woont en zicht heeft over dit gedeelte van de gorges. Sinds zijn telefoontje naar de brandweer heeft de wind het vuur door de lucht verspreidt zodat er al 4 andere brandhaarden te zien zijn. Het gaat razend snel, de wind blaast maar door, de wouwen lijken op zoek naar makkelijke al vluchtende prooien, brandweerwagens scheuren over de weg van de EDF aan de overkant. 'Ons' bospad is opeens heel populair, wat de brandweer enorm moet irriteren, want vanaf juist dit pad hebben ze een erg goed zicht op de hele gorges en alle brandhaarden.
Samen staan we met camera, verrekijker en fototoestel op het dak van de Blauwe en zien het vuur overal om zich heen grijpen. We denken nog dat alleen de bosgronden zullen branden. Dat dit niet zo is blijkt veel later pas. De walkie-talkie's pikken de communicatie van de brandweer op. Zo horen we dat werkelijk alle omringende gemeenten mee moeten helpen met het bestrijden van deze bosbrand. Wij zijn nog steeds bang dat de wind ietsjes draait en ons bos ook in vlam zal zetten. Het belangrijkste dat we uit het gekraak en gepiep op kunnen maken is dat er (nog) geen bluswater is. De slangen zijn veels te kort om ze uit te rollen naar de rivier, ondanks dat deze al wat dagen vrij hoog staat.
De overkant van de gorges is grotendeels terrein van de EDF, met de hoofdleidingen gedrapeerd op en over palen. Afgelopen winter hebben ze groot onderhoud gepleegd aan de enige weg die daar loopt en onder alle leidingen en palen hebben ze grondig gesnoeid en de takken op bossen gelegd.
De middag is al bijna om als ik snel nog even een vriendin op Skype vertel dat we waarschijnlijk voorlopig niet online zijn om ons spul in de gaten te houden. Dan vliegt de electriciteit eruit. Niet vreemd gezien we al steunpalen in vuur en vlam hebben zien staan. Onze hoofdleiding, niet vreemd met de EDF als directe overbuur. Marc rijdt nog wel even naar de eerste paal en mag niet verder van een Rode brandweerLandrover. Eigenlijk krijgt hij op zijn kop van de brandweer die daar brandweerdingen doen. -Stafkaarten uitgespreid op de motorkap, walkie-talkie's aan, mobiel erbij, verrekijker in een halve vrije hand, maar zodra Marc zegt dat hij wil kijken of de electriciteit 'stuk' is, krijgt hij doorgang en de verzekering dat de electriciteit afgesloten is uit veiligheidsoverwegingen.
Er zit ons niets anders op dan plaats te nemen op het stenen bankje naast de buxus en gespannen naar de overkant te blijven turen. Met het beestenspul om ons heen, een tafel gevuld met dezelfde brandweerspullen, drankje en hapje en te kijken hoe het vuur steeds verder kruipt, waait en her en der op blijft laaien.
We doen nog wel verantwoord een avondboterham, maar de zorg blijft. Het is spannend, niet leuk om te zien -een zwarte achtertuin en het besef dat er vele dieren zullen sterven- beangstigend, maar toch vol bewondering voor een brandweer eenheid die dit aan lijkt te kunnen.
Tot een uur of half 10 blijven we op dat bankje zitten, verkleumend, maar de schouw aansteken lijkt ons 'olie op het vuur' en een keer vroeg naar bed is ook niet weg. Marc wil niet in huis naar bed. Het liefst wil hij waken, maar de verrichtingen van de brandweer scheppen een berg van vertrouwen. Ze hebben het redelijk onder controle, denken we. Hoewel we wel, zover we naar links en rechts kunnen kijken, steeds weer vuur op zien laaien, tot ver boven op en achter de bergen dat ons vertrouwde uitzicht is. We zitten eerste rang. Het bospad is een drukbereden pad met belangstellenden, betrokkenen en ramp-toeristen, al mag ik dat woord van Lief niet gebruiken. Zodra de zon achter de berg is waar we tegenaan geplakt wonen, worden de vuurhaarden beter zichtbaar. De lijnen zijn lang, sommige vuren verpakken dode kastanjes. Brandend kastanjehout knettert, explodeert en schiet gloeiende kolen ver weg. Dat zien we al als wij stukken van dit hout in de schouw verbranden, ze belanden aan het andere eind van de 2 meter 20 lange tafel of branden wat riet weg van de zitting van een stoeltje. Ik kan iemand aan de telefoon al amper verstaan als we zulk hout stoken. Het bos aan de overkant bestaat voor ongeveer 80% uit kastanjes, het bos krijgt alleen wat onderhoud ter hoogte van de electriciteits leidingen.
We zien angstig toe hoe het vuur toch de onderkant van de helling bereikt, aan de andere kant van de weg, om zich rustig een weg te banen naar beneden. De brandweer kan niet overal zijn en gelukkig staan ze nog steeds op ons stukje bospad om dit door te seinen naar de helden aan de overkant. Het water lijkt gearriveerd, pas tijdens de schemering. De wagens met hun zwaailichten gaan heel zachtjes een piste af boven op de berg en sjezen met een bloedgang omhoog als ze leeg vertrekken om zich vol te tanken. Het wordt snel donker en iedere windvlaag laat al het gloeiende hout zien, ontelbare vuurtjes, complete bomen die in lichterlaaie staan of gloeiende palen vormen met een vonkenregen tijdens iedere vlaag. Het knetteren maakt een onwerkelijk geluid. Nu weten we hoe een bosbrand klinkt, het zal ons altijd wekken, dat weten we NU. Om de minuut vallen er ook brandende bomen om, die eenzelfde geweldadig geluid voort brengen als de vallende eik die ik onlangs omschreef. De halve maan beschijnt dit tafereel, de bergen in het donker zijn een onbekende sterrenhemel met oranje sterren met hier en daar een gelige gloed die door de rook ver schijnt, met daarboven de bekende sterrenpracht die nogal bleek afsteekt tegen het geweld eronder. Het vuur heeft de top van de bergen bereikt en is erop en erachter ook huis aan het houden. Het vuur blijft zich verspreiden naar links en rechts. Het geschreeuw van de brandweerlieden is bijna letterlijk te verstaan, dit wordt een hele lange nacht voor de spuitgasten.
Met koplampjes lezen we nog wat met zere ogen van het turen, vermoeide harten van de schrik en de angst, met opluchting dat de wind (nog) niet gedraaid is vallen we onrustig in slaap.
's Nachts ga ik eruit voor een plas en tuur uit het raam. Hetzelfde aantal blauwe zwaailichten, nog steeds een onwerkelijke sterrenhemel met vonkenregens en het gekraak van de vallende bomen, geen vuur meer, het is donker.
Deze ochtend staan we er vroeg naast, nog niet helemaal in ons gewone doen met aan de overkant nog steeds de blauwe zwaailichten en hier en daar rookpluimen, de helicopter vliegt nog steeds rondjes. De ochtendlucht is nevelig boven de bossen, de licht groene vlekjes van levende bomen en de bloesem van de prunussen en sleedoorns geven het verbrande bos nog steeds een lenteaanzicht. Toch zien we de bosbodem als een zwart laken door alles heen. Wonderlijk, als je niet zou weten dat er zo'n enorme brand was geweest, dan zou het niet eens opvallen. Toch zijn de wilde zwijnen flink in paniek, ze zijn elkaar kwijt, het gekrijs gaat door merg en been. Pas rond kwart voor 10 deze ochtend gaat de electriciteit weer 'aan'.
Naschrift
Marc maakte net een wandeling over het bospad richting de bruggen. Bij 'de Twee Eiken' stuit hij op een Pompierieke (brandweervrouw). Ze praten wat. Ze zijn nog steeds met blussen bezig, de wind werkt erg tegen, die waait nog steeds onregelmatig en hard. Honderd, ja 100, spuitgasten van 15 corpsen hadden een zware nacht. Blusvliegtuigjes waren niet beschikbaar. Er zijn geen gewonden gevallen. Meneer Panis die hoog aan de overkant woont, als enige, 86 jaar, is eventjes geevacueerd geweest, maar kon thuis slapen. Het was ook voor de brandweer een bosbrand van formaat. Lachend vraagt ze of we 'genoten' hebben van het op de eerste rang zitten tijdens dit spectakel. Jazekers! Maar het woord 'genieten' blijft enigszins misplaatst.