Even voorstellen; Balou.
Ik ben blij dat het jachtseizoen gesloten is.... 'easy catch'
Bezorgde lieve mensen, vrienden
zo u wilt. Ik heb er nogal wat en stuk voor stuk lijk ik hen voor de gek te
houden door te blijven beweren dat het me prima af gaat, in m’n up, mijn bubble,
sores inclusief waar ik mee opsta en mee naar bed ga met of zonder partner
thuis. Deels waar en daar is de waarheid. Een discrepantie die ik niet ontkennen
kan. Dat doet het weer zelf me vandaag inpeperen. Even los van het mest halen,
wat een moedige giller bleek te zijn, begint het te regenen of te hagelen zodra
ik naar buiten ga voor een wandeling met de honden. Vanochtend vroeg tijdens
het officieel uitlaten van Balou –anders spreidt hij twee emmertjes poep uit
over twee terrassen van het woonhuis-, toen ik rustig de hekken wilden sluiten
en de brievenbus aan de binnenkant wilde gaan bekijken en later toen er twee
broden als betaling voor de mest stonden te rijzen op een lauwe radiator, de
zon scheen en ik me voorbereidde op een lang uitje naar het meer. Ik sloot
zelfs de voordeur af, trok laarzen en een regenjack aan en nam een tas mee met
camera, tabak, handdoekje en telefoon. Dit niet om bereikbaar te zijn, maar in
geval van nood te kunnen bellen, want mijn linker knie is en blijft een zwak
geval die sinds het verdraaien twee vrijdagen geleden niet bij wil draaien, al
helemaal niet in ruste, als ik zit, gewoon wandel op plat vlak of in bed lig te
knorren, een ware last extra alsof de reconstructie van de kruisband kapot is.
Maar goed, terwijl de zon scheen vertrok ik over het stalpad richting het meer,
die barrage-rivier die me liet passeren afgelopen zomer, me redde en me inzicht
gaf. Maar ik haalde net de stal, waar een fikse hagelbui me liet schuilen
vergezeld van twee teleurgestelde honden die het niet deren kan dat er ijzige
steentjes uit de lucht komen vallen. Daar zat ik dan, me te verwonderen over
het vast gestelde feit dat als ik naar huis ga en me zetel op de bureaustoel,
dat dan die zon weer schijnt. Ik ga het lot niet meer tergen, dat heb ik
afgelopen jaren genoeg gedaan. En zie; Ik zit te typen en de zon schijnt weer.
U mag weten; Ik zou naar buiten kunnen gaan om die kaplaarzen weer aan te
trekken om vast wat mest te verspreiden in de moestuin, maar ik vertik het, ik
blijf binnen. Enkel de 7 meter naar de schuur zal ik nog belopen om wat hout in
de ketel te doen.
Mijn penvriend, S&A, mijn
ouders en nog wat mensen meer, durf ik met een gerust hart te zeggen dat ik het
goed maak. Maar ze reageren allemaal vertwijfeld, alsof ik kan lullen als
Brugman, maar men er het zijne van denkt. Dat mag wel, maar vind ik niet
terecht. Ik heb het niet koud, ik doe
mijn ding. Ik ontspan voldoende, kook lekker en eet veel, werk, ga op tijd naar
bed en sta ook nog eens bijtijds op. Wauw vrouw, wat een discipline! Ik voel me
ook niet verkeerd, of depri, of gedemotiveerd. Tuurlijk, het is wat saai, zo
alleen. Maar met of zonder Lief zal ik dezelfde taken hebben, zal ik dezelfde
verantwoordelijkheden dragen, dezelfde zorgen ‘koesteren’ en dezelfde mensen
zien, spreken of schrijven. Het maakt niets uit.
Misschien heeft het feit dat ik
me zo bedrogen voel mede schuld aan die discrepantie. Dat ik sta waar ik nu ben
en weet dat ik zal blijven staan. Maar wat anderen mijn ‘staan’, mijn positie
van zo sterk zijn, in twijfel doet trekken, maakt dat ik me gedwongen voel te
gaan wankelen. Ik voel me inderdaad eenzaam in het feit dat ik geen problemen
maak in het hier en nu, wat die problemen dus geen bestaansrecht geeft. Ik leef
NU en niet als dat hout op is en de hagel en regen blijft vallen. Ik heb NU te
eten en alleen een rommelende maag en een lege portemonnee of tank van de
Rode veroorzaakt dat probleem van honger. Maar vanuit het perspectief van de
ander blijk ik te moeten wankelen, zou ik toe moeten geven aan de twijfel, aan
dat ik geen übermensch ben, dat ook ik mijn beperkingen heb en dat de rek eruit
is. Enkel in mijn hoofd ja, die rek is eruit. Maar ik ben meer dan een
wandelend hoofd dat enkel rationeel zich staande weet te houden in een lijf met
twee armen en benen. Ik heb ook nog zoiets als geloof in mezelf en in een
enkeling die ook weet dat mensen meer zijn dan wandelende denkmachines. Ik heb
gezonde hoop in een goede afloop, ben geen pessimist tenslotte. Ook heb ik de
moed in mezelf te geloven, iets dat ik niemand duidelijk kan maken die alle
hoop verloren heeft en door onzekerheid zeker niet in zichzelf durft te
geloven.
Om op het bedrogen zijn terug te
komen; Ik voel me bedrogen door de systemen van banken,
verzekeringsmaatschappijen en overheid. Door Nadine die binnenshuis me blijft
plagen dat gaat voelen als ‘de gek met me steken’ om binnen haar veilige huis, dan in het bijzijn van haar welgestelde en gerespecteerde echtgenoot op leeftijd, de loftrompet met me steekt. Buiten haar veilige bestaan waarin ze stil blijkt te staan, ben ik haar vriendin die een vreemdelinge is die het
goed doet en alles kan. Maar schijn bedriegt, ze kletst teveel wat mijn
telefoon iedere dag meerdere keren doet rinkelen met nummers weergegeven als ID
Masquee (onderdrukt nummer) of bellers die ophangen na mijn allo-allo-allo? Iets dat niet gebeurd als Marc thuis is. -Ze is de enige die weet dat ik alleen thuis zit!- Ik
voel me bedrogen door de bank die ons voorzag van een hypotheek en ons nu geen millimeter
tegemoet wil komen, voorheen boerenleenbank of niet. Ik voel me bedrogen door
het hebberige systeem dat best wat goed doet voor het volk, maar als het even
wat minder gaat, het volk dubbel ‘pakt’ en geen oren meer lijkt te hebben.
Ik voel me bedrogen door mijn eigen
goedgelovigheid in anderen in plaats van het geloof dat ik nu in mezelf heb. Ik
voel me inderdaad prettig belazerd. Prettig, zeg je? Ja, beste lezer, prettig
inderdaad. Want het bedrog bevestigt enkel dat ik niemand voor de gek kan
houden op dit moment. Oh wacht, ik kan het wel en doe het ook, enkel naar
diegene die me bedrogen heeft of nog doet.
De discrepantie zit hem in het
feit dat ik wel kan geloven in mezelf en volledig op mezelf vertrouwen kan, maar
het niet zo voelt als de ander die dichtbij me staan dat niet doen. Het knaagt
aan me dat ik blijkbaar alleen sta in het vertrouwen, de hoop en het geloof in
het goede. Of ze zich nu vrienden van me wanen of niet, ik heb juist nu geen behoefte
aan mensen die niet in me geloven, de hoop al reeds hebben opgegeven, als ook
het vertrouwen in zichzelf en dus de ander, mij in dit geval.
Dit klinkt als een stevige preek
naar de mensen die dachten me bij te staan in het heetst van de strijd. Voor hen;
Ga eens na waar ik was toen het zo heet onder jouw voeten werd of was? Was ik er,
omdat ik mocht weten waar je stond, zo met blote voetjes op de hete kolen
zonder Emiel Ratelband naast dat bed met kolen? Waarschijnlijk niet, want Emiel
mocht het wel weten waar je werkelijk stond, in gedachten dan. Maar ik wist van
niets. En niet terzijde; Ik heb het nog nooit onder stoelen of banken gestoken
(die dingen waar je op kunt zitten in plaats van waar je je geld veilig… in
bewaring geeft) dat het leven niet over rozen gaat. Ik ben altijd eerlijk
geweest dat het over bomen en hout gaat, zuiver water en warmte. Over een dak
dat lekkage-vrij dient te zijn en over mijn liefde voor de natuur, een liefde
uit zelfbehoud, want ben ik anders dan een dynamisch stukje van diezelfde
natuur?
Dus ja. Ik ben zo nu en dan
alleen, en eenzaam bovendien. Juist deze momenten kunnen somber stemmen, maar
aan het einde van de natte koude dag zit ik er spreekwoordelijk warmpjes bij.
In de late winterzon, met poes op schoot, nog een liter wijn te gaan voor ik
morgen boodschappen kan! doen. Brood in de maak, een partner die nog een week
weg kan blijven maar nu wel weer weet wat hij wel heeft in plaats van alleen
maar ziet wat hem ontbeert en ‘on top of it all’ het besef dat ik geloof, hoop
en de liefde heb om gewoon te blijven staan waar ik sta met het weten dat ik de moed heb om morgen
weer een stap te zetten op weg naar overmorgen.
Mestkar
Om 10 uur vanochtend keerde ik het kleine aanhangertje bij de oudjes Ravelac. Hun schoonzoon stond al op me te wachten, in eeuwige overall en kaplaarzen terwijl er hier en daar wat druppels het erf nog modderiger maken. We bespotten de aanhanger. Om z'n grootte, om de loshangende verlichting met de dropveters er los onder hangend. Hij weet dat hij me niet hoeft te wijzen op het feit dat er een compleet ander kenteken op de aanhanger zit als op de Rode en de hoeveelheid mest die dit kleine ding kan dragen staat ons beide tegen. Hem omdat hij gewend is met die hele grote grove dingen te rijden die enkel achter een volwassen tractor passen, mij omdat ook ik gewend ben aan dubbel-assers die twee keer meer inhoud kunnen hebben. Het is ook wel een raar gezicht; zo'n kleintje achter de Rode. Hij verdwijnt ook in mijn zijspiegels en bij gebrek aan een achteruitkijkspiegel in de cabine weet ik dat ik een risico ga nemen. Meerdere; 1. Dat de aanhanger de lading niet dragen kan en de bandjes klappen of dat het ding gaat waggelen en zich omkeert midden op de provinciale weg waar gemiddeld een 90 km per uur gereden wordt. 2. Omdat de gendarmerie deze combi als melkkoe kan gebruiken.
Ik volg de overall-in-tractor en moet lachen om mezelf. Ik neem dus 2 risico's om me van groenten te voorzien dit seizoen en heb mezelf zover weten te integreren dat ik ook locals voor mijn (mest)kar kan spannen. Daar staat dan wel Hollands zelf gebakken brood tegenover, maar dat weet de beste man nog niet. Broden kunnen mislukken en belofte maakt schuld. Het weiland, omzoomd door droog gestapelde muurtjes , heeft er een mestmuur bij, die volledig verzadigd is van regenwater. Een stinkende plas waar ik nonchalant de Rode met uk-aanhanger in parkeer en terwijl de tractor de manoeuvres uitvoert om twee armzalige schepjes mooie donkere mest te laden,krijg ik het vermoeden dat ik van geluk mag spreken als de Rode zich hieruit weet te wurmen, met behulp van de ingeschakelde 'diff' natuurlijk. Via de passagierskant spring ik de auto uit om het resultaat in te schatten. De zoon riekt de mest wat plat, schept er drie rieken uit, omdat nu al de bandjes van de aanhanger bolle buikjes hebben. In een weiland zal me het een zorg zijn, maar op een provinciale weg is dat andere koek. Ik zeg hem dat ik eerst ga proberen uit die mestplas weg te komen, wat lukt na veel gas geven en subtiel draaien met de wielen. Een goede chauffeuse ben ik altijd geweest, maar of ik goed heb ingeschat veilig en wel thuis te komen met een aanhanger in dezelfde staat en zonder boete val;t te bezien.
Bij wijze van spreken 'schijt ik zeven kleuren van deze bagger-gift'. Op de binnenweg dat net iets meer mag heten als een karrenspoor met oud verreden asfalt test ik uit wat ik kan, en die bandjes van die aanhanger natuurlijk. Ik zet hem even stil om mijn zenuwen weg te werken, draai een sigaret en trek weer op. Van 40 per uur durf ik al snel 50 per uur. In de bochten houd ik in, geen gekantelde aanhanger alstublieft. Maar ik moet eraan geloven als ik de provinciale weg opdraai. Op de heenweg kwam ik 4 flinke vrachtwagens tegen die samen met de wind de Rode al aan de kant weten te drukken. Ik besef me dat een paar schiet-gebedjes geen kwaad kunnen hier op het katholieke platteland, want de gendarmerie is hier niet voor de poes en pakken zullen ze je, dat bonnenboekje moet tenslotte vol voor een eventuele promotie, zo werkt dat ook hier. Mijn blonde haar, stoere voorkomen en blauwe ogen zullen niets uithalen. Al gebedjes doende bereik ik onze gemeente en na de afslag naar de D-weg zucht ik even diep en ontschiet me een brede grijns. Nog even voorzichtig met gehalveerde snelheid de 15 kilometer hobbeldebobbel om dan in z'n 1 dat 3,5 kilometer lange bospad af te hobbelen.
Het laden en lossen -met de riek- kost minder tijd dan het schoon spuiten van het kranige enkel-assertje. Wij hebben mest, ik heb geen boete en de aanhanger kan morgen terug zonder schade en bandjes op spanning!
Het plan om twee aanhangertjes te halen laat ik varen zodra ik uit die mestpoel op het weiland weg ben. Het is me net even teveel, aan spanning. De wet overtreden boeit me nog niet zo, maar het bezit van een ander zo misbruiken wel.