zondag 26 maart 2017

le guérisseur


Ik leg mijn handen in de zijne. Mijn werkhanden in handen die enkele vingers missen. De resterende hebben eelt, sommige geen nagel meer, wondjes en korte gescheurde nagels. Hij knijpt en wrijft zachtjes mijn handpalmen, muis van de duimen en zegt me hem aan te kijken. Ik zie zijn slechte vieze tanden, ongeschoren kin, een leegte door de spleetjes van zijn oogleden. Al snel zie ik dwars door hem heen, in mijn ooghoeken beschilderde dakstenen van dankbare cliënten en een foto van zijn vader met de koeien en een hond, een prachtig sepia portret. De telefoon is al 3 keer overgegaan, hij neemt niet op, is bezig met mij. Apart, alsof de wereld niet bestaat.
"Het is goed. Je zit vol ontstekingen, maar het is niets 'mechant'." Wat niets ergs betekent, geen bijna terminale status, adem maar rustig door. Hij blijft mijn handen koesteren, zoals geliefden dat doen tijdens een verdrietig woordeloos moment. Hij blijft zichzelf herhalen, "vol ontstekingen, je lever, niets ergs, sus sus, het is goed, je bent moe, ontstekingen", terwijl hij me aan blijft priemen. De wereld bestaat voor ons beiden niet meer. De telefoon blijft overgaan, hij verroert geen andere vin dan zijn handen onder de mijne. Ook ik ben me er niet meer bewust van terwijl ik het ding wel hoor rinkelen.
Zijn rechterhand blijft mijn linker koesteren en geruststellend wrijven terwijl zijn linkerhand, die enkel het topje van de duim mist, over het bureautje en beschreven bevlekte enveloppen reikt richting mijn borstkas terwijl hij nadrukkelijk om toestemming prevelt, "Puis-je?" Zoals de eerste keer stem ik glimlachend toe. Zo schaapachtig als ik het mezelf zie ontvangen, zo ik nu dan denk dat ik toch niet helemaal helder heb kunnen blijven. De tijd ging er ook te snel voor. En die telefoon rinkelt maar door.
Hij staat op en gebaart me hetzelfde te doen. Raakt cq wrijft met de rug van zijn hand over beide longen, zakt af naar mijn hart waar hij een borst ertussen voelt zitten. Weer houdt hij mijn linkerhand zacht en warm vast terwijl de ander exact de plekken in bil en rug raakt waar het zo zeer doet. En geloof me, ik zei bij binnenkomst enkel dat het prima gaat maar wat last van onverklaarbare pijntjes had. Heb. Niets verteld over waar, niet over dat ik bloed heb laten prikken, niks als vooraankondiging.
"Puis-je?", terwijl hij nog een keer langs de pijntjes gaat met die incomplete hand-die-eigenlijk-niks-doet. We gaan weer zitten en de telefoon gaat weer over en rinkelt uit. Ik moet opeens een paar keer diep zuchten en André kijkt me tevreden aan. Hij weegt mijn handen alsof het gewicht ervan in goudstukken betaald moet gaan worden. Mijn vingers waren koud bij binnenkomst, nu zijn het de zijne. Opeens is het klaar. Sta ik op, gaan de honden tijdens een glaasje siroop een robbertje vechten. (Altijd, die twee...)
Ik weet dat hij het geweldig vindt als ik eens spontaan met de ezeltjes en de hond aankom met een tasje lekkers van eigen makelij. Daar gaat de volgende keer een flesje pastis en een eigen gedroogde worst bij in. Ruilhandel met de buurman.

Het was op een dorpsfeestje in 2009 dat wij vaag iets oppikten over een dorpsgenoot die de genezer zou zijn. Zijn geslacht van genezers, zeer bekend en niet alleen in deze regio, zou eeuwen ver terug gaan. Vooral met huidproblemen zou je direct geholpen zijn en ook vee en huisdieren zou hij behandelen.
Onze taalbeheersing was nog bedroevend tegenover het redelijke van vandaag. Ik had dan ook een vaag beeld bij de man die op het desbetreffende feestje ook niet aanwezig was. Nadat we later dat jaar elkaar de hand schudde veranderde mijn beeld eigenlijk niet. Ik vond het een enge man die vriendelijk lacht met ogen die bijna dicht mee lachen en ook een slecht gebit, een ouder boertje die niet verschilt van de vele anderen waar je niet zo 1 2 3 hoogte van kan krijgen als jonge moderne vreemdeling. 

Tijdens dorpsbijeenkomsten spreekt hij zich uit in directe bewoordingen. Mengt zich niet in conflicten, maar blijft ook niet neutraal. Tegen als hij tegen is tijdens een stemming en in het kort waarom, blijft zijn tanden laten zien, letterlijk, en komt nooit terug op zijn beslissingen. Het is geen grote man, niet mager, niet dik, altijd vieze kleren aan, versleten schoenen, net met pensioen. Hij was koeienboer en heeft een zus -zonder 'de gave'-, geen kinderen. Zijn handen zijn altijd warm. Zijn erf is een verzameling stookhout, deels nog te kloven en te zagen. Stenen, platte, dikke, dakstenen, voor muren, daken en voor de heb. Net als tig molenstenen en andere misschien monumentale  vindsels. Een konijnenhok, voor de fok, maar hij kan geen dieren slachten, vertroetelt meestal uit gelubberde vrouwtjeskonijnen op leeftijd. Kipjes lopen los en Fannie de hond waakt. Binnen een oude traditionele woonkeuken met schouw waar een kachel in staat en blokken hout ernaast. Schapenblazen als decoratie aan de steunbalken en rechts naast de voordeur een kleine kamer met stoel en oud schoolbureautje. Zonder behandelruimte toch behandelkamer. En kantoor, dat voornamelijk bestaat uit brieven, vanuit heel Frankrijk, notities, schilderijtjes en bestofte vettige herinneringen die eruit zien als half verteerde prullaria.

Incidenteel en als één van de weinige locals komt hij bij ons aan. Meestal tijdens natte sombere winterdagen. Gewoon, even hallo zeggen. Misschien omdat hij onze dichtstbijzijnde buurman is. Een uur lopen, bijna 20 minuten met de auto. Hij is eigenlijk altijd thuis, net als Marc. Zijn telefoon gaat non stop over, hij neemt zelden op. Als ik ernaar vraag zegt hij dat dit mensen zijn die zijn hulp nodig hebben. Hij heeft er dus niet altijd zin in. Hij praat er nooit met iemand over, ook zus laat nooit iets los, zij heeft de gave niet. Het blijken enkel de mannen in die bloedlijn.

Twee jaar geleden had ik een enorme blokkade in mijn rug. De chiropractor kon niets meer voor me doen dan me na een uur met nog meer pijn en 45 euro lichter te laten gaan. Marc was mijn gekerm zat en bracht me zonder iets te zeggen naar André, parkeerde iets verderop de auto en ging wandelen. Ik moest plaats nemen op het oude gammele stoeltje voor het kleine bureau vol papieren, brieven, notities en een schrijfblok dat op leek, oud en vies. Die eerste keer liet ik me afleiden door zijn voorkomen. Na ruim een week was de blokkade weg, pijn weg en kon door met rennen en vliegen. Of hij het was of de fysieke marteling van de kraker zal ik nooit kunnen zeggen. Feit blijft dat hij tijdens een paar seconden zijn diagnose er zonder omhaal uit flapt. Ook deze 2e keer flapte hij eruit wat me scheelt, weet waar het zit en dat het niets ernstigs is. 

Ruim twee maanden loop ik met pijnklachten. Getriggerd door het laden en lossen van 3 aanhangers vochtig granietzand. Maar her en der kwamen er pijntjes bij. De stand staat op 6. Ik liet al bloed prikken, las me in als een heuse hypochonder en zette mijn mogelijkheden op een rijtje van het traject dat nodig is om het exact uit te zoeken via de reguliere weg. Meerdere wegen leiden naar genezing en ik neem de tijd om zelf te zoeken. Het gezicht van de huisarts bleef dan ook volledig blanco en het bloed zei alleen dat ik prima in orde ben. Toch ervaar ik de pijnen in mijn lijf als ernstig genoeg er wel naar te laten kijken. Voelen dus eerder, met een onbegrijpelijk vertrouwen in het geruststellende geprevel van een gepensioneerde boer uit een inteeltgebied.

Wat in het begin een enorme drempel leek, is nu de meest logische stap als ons of onze dieren iets scheelt. We weten zijn 'specialisme', zijn gave, is ook beperkt en ik ben geen van beide keren direct van mijn klachten af. Het zijn tenslotte geen huidklachten geweest. En toch heb ik duidelijkheid en kan ik er verder zelf mee aan de slag zonder dat slopende traject van onderzoeken en artsen die zeer zeker niet alles weten en kunnen 'zien'.

'Doe zoveel mogelijk lokaal' is mijn devies om in te burgeren. Net als de kruiden die om je heen groeien, die je juist dan nodig zou hebben, is mijn dichtstbijzijnde buurman guérisseur, sjamaan, genezer, healer. En betalen in natura is eerder standaard dan uitzondering. Ik tel mijn zegeningen.