Tijd om te zitten. Ook weer werken. Werken aan mezelf. Genezen. Van binnenuit moet het allemaal komen. Vele euvels bij elkaar hebben ervoor gezorgd dat ik met een knie zit ter grootte van een kleine handbal.
Ik besloot donderdagmiddag aanmaakhoutjes te gaan verzamelen op het stalpad vergezeld van knorretjes en ezels. Het was namelijk lente, met vlinders en andere vroege zoemers, kleine vliegjes dartelend boven de opgewarmde gebouwen. De lente zat in de lucht, zo ook in mijn bol en dat van alle dieren.
Marc was informeren bij de notaris, over 1 van de paar stres-zaken (euvels) die ons leventje in de Franse jungle infecteren als was het een haast onuitroeibaar virus. Ik had het rijk alleen en vertrok met een grote papieren zak van hondenvoer met het gespuis in mijn kielzog. Overmoedig als ik was vergat ik mijn mobieltje mee te nemen voor noodgevallen. Ik ben een pechvogel die nog struikelt over kiezelsteentjes, leerde de harde realiteit me.
Halverwege het pad liet ik de aanmaakhoutjes even voor gezien, Sarko knuffelen, Ollie's neus strelen en zoete woordjes zeggen. Sarko wilde stappen, ik stapte mee. Besloot op zijn rug te gaan zitten, normaal stopt hij dan met lopen, denkt even na en draait de oren richting zijn rug om mijn signalen op te pikken en gaat altijd naar achteren lopen, hoef voor hoef.
Maar het dier had ook de lente in het hoofd en zodra ik zat begon hij te rennen, galop bijna. Geen tijd om na te denken, ik lag al op het pad na een val die er heel bizar uitgezien moet hebben.
De pijn in mijn in 2007 gereconstrueerde knie is direct en gruwelijk. Alsof al die schroefjes uit de botten zijn geramd. Tussen de pijnscheuten door voel ik meer pijn. Linker handpalm, rechterschouder, rechteroor, alsof die er half af ligt. Een geschramde wang valt pas 's avonds op.
Een 200 meter van huis af blijf ik rollen over het grove pad met de meest angstige beren die me omringen. Die knie mist de mediale band. De achterste kruisband is opgelapt door een kundige orthopeed bij wie ik door een ballotage moest, want meneer deed enkel topsporters en mensen die voor hun beroep afhankelijk zijn van hun gewrichten. Ik liep de gescheurde banden op door de vechtsporten waarmee ik in 2005 moest stoppen doordat de sparringpartner c.q. onverlaat mijn knie verrot draaide tijdens een cooling-down rondje sparren. De revalidatie duurde een jaar, maar ik kon wel weer alles doen dat ik wenste, mits ik me aan mijn grenzen zou houden.
Een val van een ezel in galop hoort daar duidelijk niet bij.
Terwijl de beren op het pad me omringen zodat mijn zicht beperkt wordt, roep ik Sarko toe dat het oké is. DQ komt bij me kijken, net zo stoffig als ik. Ik kan nog niet huilen, fysieke pijn trekt mijn tranen nooit los. Marc is er niet, de afstanden zijn groot. Mijn mobiel ligt als wekker nog doodleuk op het nachtkastje, gaan zitten kan echt niet, laat staan trachten te staan en dan die meters omhoog naar huis hinken. Ik bemerk dat mijn oor een bloederig iets is vol zand en kleine steentjes.
Ik zucht, blijf de pijn weg zuchten, inwendig volslagen in paniek. Niet dat ik daar een paar dagen zou moeten blijven liggen, meer om het verlies van een gezond lijf dat ik hier verplicht ben te hebben om te leven zo ik wens en gewoon ben. Zonder degelijk kniegewricht kan ik beter verhuizen naar een appartement in een dorpskern en zittend werk gaan verrichten.
Hoe lang ik in het stof blijf bijten weet ik niet. Een half tot een heel uur, het maakt geen verschil voor mijn beleving. Hij komt me met de Rode halen, aangedaan en geschrokken, hij ziet diezelfde beren. Stoffig en vuil tot op mijn kruin zak ik op de bank met cold-packs die we altijd in de vriezer hebben liggen. Een glas water en maar weer zuchten, voelen, ervaren en zien hoe die knie zich langzaam vult met vocht. De pijn schiet vanaf de enkel aan weerszijde van mijn onderbeen omhoog en omlaag, alle spieren doen mee. Gescheurde spieren, gescheurde banden, gebroken botjes in het gewricht, wie zal het zeggen? Ik kan nog geen onderscheid maken en daarom weiger ik vooralsnog aan de pijnstillers te gaan. Eerst het lijf zelf laten praten lijkt mij het beste.
Zaterdag.
Na een dramatische nacht waarin knie en spieren in het onderbeen heftig protesteren tegen wat daar allemaal gaande is, doe ik mijn uiterste best de angst te relativeren. Die angst zorgt voor zeer sterk ruikend zweet dat dan weer gerelateerd is aan die jaren dat ik twee keer revalideerde. De sportblessure die ik eerst niet wilde laten opereren om te kijken of de knie voldoende capaciteiten over zou houden om te doen wat me lief is. Niet dus. Er volgde een operatie en een tweede revalidatieperiode door een topper in zijn vak. (Overtuigingskracht is een zegen.)
De angst schuilt hem ook in het feit dat ik hier naar een ziekenhuis moet. Wachten en wachten, de geschiedenis van de knie in het Frans moeten verhalen. Weer wachten, foto's, een MRI wellicht. Wachten. Het uur op en neer naar een ziekenhuis met de knie gewoon gebogen in zitstand. Terug komen, facturen in het vooruitzicht hebben, de extra zorg voor de kosten die de lentekriebels veroorzaakten. De angst weer te moeten revalideren. De angst voor een tweede operatie of het schokkende feit dat knie zo verwoest is dat ik zal moeten leren leven met een lichaamsonderdeel dat niet meer te herstellen of te reconstrueren is. De angst dat Marc alles over moet nemen van wat ik opeens niet meer kan. Het kan er gewoon niet bij, het is te zwaar en te veel voor 1 persoon. Dit verdories nog aan toe bovenop de euvels. (Hierover later meer.)
Fijn, die niet te temmen energie! Me toch maar niet meer beroepen op een ijzersterk gestel. De beren blijven, hun habitat vergroot in het mijne. Ik wil mijn habitat, mijn leven, niet delen met een troep beren, hoe mooi ik ze in het wild ook vind.
Marc zet een tuinstoel in de douchebak. Marc kookt en wast af. Marc denkt mee waar ik ga slapen, waar ik moet plassen (door de knieën gaan, leuke beeldspraak en 'dank u'!), verjaagt stilletjes zijn troep beren, Marc legt de schuur vol hout voordat het een weekend of langer gaat regenen, Marc steekt de kachel aan, Marc maakt vuur in de schouw en onderhoudt dit, Marc versleept kussens, cold-packs, een doosje pijnstillers, mijn boek, notebook, Donald Ducks uit 1974, een fles water van mijn kamer naar de woonkeuken. Marc verzorgt de beesten, ze zullen me wel missen. Marc gaat wandelen met de honden, Marc werkt ondertussen door aan de 3D models. (Die godvergeten niet verkopen, omdat men goedkope rotzooi wil die goed lijkt te smoelen.)
De druk die mijn enthousiasme op hem en ons leven legt is haast niet te overzien. Schuldgevoelens ten spijt, het geneest de knie niet sneller. Als het überhaupt door rust te genezen is.
Het is weekend. Nu naar een ziekenhuis wordt misschien een nog duurder grapje. De kleine handbal slinkt niet. Nacht 2 is een waar drama. Ik weiger een aanwezige slaappil. Na een experiment blijkt dat deze troep uit de toch chemische farmaceutische industrie werkelijk waar een averechts effect heeft op mij. Ik blijf klaar wakker. Net als dat ik me volslagen krankjorum ga gedragen door het innemen van antibiotica (antibiotica betekent anti-leven, lees u in en u zult me begrijpen, als even de term zelf.), gezien ik een allergie heb ontwikkeld voor penicilline.
Onderzoek alles en behoud het goede. Bij deze. En nog geeft knie niet toe of zegt me dat het genezen zal. Evenmin dat ik het angst zweten kan doen stoppen. De onzekerheid veroorzaakt meer angstzweet. Het stinkt echt, mag u weten, u heeft er geen last van. De aanvang van mijn kuurtje
PRI is wel getriggerd. Een woord dat een tweevoud aan betekenis krijgt.
Beren op de weg veroorzaken angstzweet. Niet nodig, maar toch.
Gevolgen? Veel kleding te wassen, extra gebruik van wasverzachter, al is dit eco-spul. Marc met een tweevoud aan werk, en zorgen. Euvels, te over.
Ik baal. Van beren.
Maar moet, ja moet mezelf bijeen garen. Om me geen slachtoffer te maken van wat nog geen realiteit is. Niet bestaat. Alleen ik zal het recht van bestaan toe kunnen kennen aan die beesten op het pad. De hersenschimmen, veroorzaakt door pijn en oud zeer.
Op de bank, ingeklemd in kussens, soezende poezen, glas water en de vermaledijde asbak, ga ik de strijd aan de beren van de weg te jagen. Ik kan het wel!
Een week na het ongevalletje zijn de beren verjaagd. Wat rest is vocht in de knieholte die de oefeningen vervaarlijk laat kraken alsof het gewricht niet gesmeerd is. Positief; ik kan (trappen) lopen, in kleermakerszit zitten (wat eigenlijk mijn vaste zithouding is, dus extreem belangrijk), de knie/het been strekken, beetje huishouden en een stukje! lopen. Goede hoop dat de schroefjes wel weer vastgroeien in het bot. Als ze uberhaupt los zaten, maar zo voelt het nou eenmaal. Gelukkig zijn mijn botten wel doorbloed en pezen juist niet. Zo snel durf ik geen conclusies te trekken, maar tot zover ben ik blij niet naar een ziekenhuis gerend te zijn. In eerste instantie ruikt men daar niet alleen naar ontsmettingsmiddel maar ook business. Beide onaangename geuren.
Vertrouwen in lijf en leden blijkt een goede genezer.