U kunt het zich vast wel
voorstellen. Dat u een vakman c.q. vakvrouw ‘bestelt’ voor het maken van een
offerte voor het een of ander. Het is het inkopen van een dienst of service,
mensenwerk. Je betaalt voor iets dat je zelf niet kunt doen en in een flink wat
gevallen komt de mens bij u thuis om het werk in ogenschouw te nemen, misschien
nog wat vragen te stellen, op te meten, kleurkaart achter te laten en wat weken
later verslikt u zich letterlijk in de middagthee van wat de postbode voor u
heeft achtergelaten naast rekeningen en de blauwe enveloppen; De offerte. (Hier
zitten belastingpapieren ongevouwen in waterdicht folie met het logo van de
staat, gelukkig zonder marketinggrap eraan vast dat het niet leuker kan, maar
wel makkelijker.)
Marc gaat altijd mee als ik het
eerste bezoek breng aan potentiële boom- of tuinklant. Nieuwe mensen ontmoeten
en meedenken, altijd een lesje conversatie. We hebben een dikke drie kwartier
te gaan, maar de tocht wordt toch langer. Een routebeschrijving krijgen aan de
telefoon is al een probleem, ons gevoel voor richting puzzelt mee. We zeggen
niets en rijden door de tropisch uitziende bossen, wolken, mist en regen. IJzig
koud voor eind juni, we zeggen niets en dat wat gezegd wordt gaat over ‘dat
huis’ niet kunnen vinden.
Een dikke Mercedes met
departementnummer 90 voor de oprit die langs het huis naar beneden afloopt. We
denken het beide; ‘Niet van hier, gelikt spulletje, ’t zal hier wel zijn.’ De
traditionele poort zit dicht en er ontbreekt iets van een deurbel, maar dat
principe kennen we. Het huis lijkt nieuw, maar volledig volgens de oude
regionale bouwstijl neergezet.
Ze had het over de telefoon al
over hele grote bomen. ‘Ze zijn zo hoog mevrouw, weet u zeker dat we elkaar
goed begrijpen?’ We lopen de poort door om op een binnenplaats met nieuw grind
te stappen. Een ‘voortuin’ die een sierlijke en smaakvolle mix is van Europese
tuinen, er staat van alles wat en planten en bloemen die iedereen onkruid noemt,
zie ik niet. De tuin is geen tuin, maar een tuinpark en grootse plannen, horen
we later. Ik vind een deurbelknop, hypermodern aan de binnenkant van de stenen
deurstijl. Blond regelmatig krullend haar tot op de bovenarmen, verder een
klein nog steeds rimpelloos gezicht, slobbertrui, broek. Best mens dat direct
begint te ratelen. Ze praat met een voor ons uitstekende articulatie, heeft een
berg geduld en begrip, bijna meer vragen aan ons en verhalen over de ruïne die
ze hier 10 jaar geleden kochten om een echt ‘buiten’ te hebben in haar
geboortestreek.
Het stel, rijk geworden in de
immobilié-business, neemt me bijna een verhoor af of ik wel mijn papieren heb
en het echt officieel wit wil en kan doen. De hovenier zou het vorig jaar
herfst wel ff fiksen, al die essen kort zetten. Op een mooie ochtend begin hij
aan de essen voor de vijver, in z’n up. Al klimmend en zagend brak er een tak
(meer een boom na 13 jaar) af die zijn dijbeen verbrijzelde. Gendarmerie,
pompiers, een elektricien die toesnelde om de man naar beneden te krijgen.
Drama. Vandaar, les Parisiennes willen een vakman, zeker weten dat ik verzekerd
ben, dat ik het ook echt kan en nog zekerder weten dat ik niet alleen werk.
Drie uur later stappen vakvrouw
en personeel rond 1 uur in de Rode, na een snel aperitiefje. We zaten hen
duidelijk niet in de weg en frisse jonge vreemdelingen-aanwas is voor
Parijzenaren een kans zich wereldburger te voelen in plaats van ongewenst in
eigen land. ‘Impressionant’ zeggen we beide. Een snelle rekensom leert; Tegen
normaal tarief en mijn werkwijze – rustig, nauwkeurig, professioneel traag? –
een 17 dagen klus. Dat zou inhouden dat ik nu echt ronduit nee moet gaan
verkopen tegen nieuw werk. Een genoeg-klus en dit houdt ons een twee winters
zoet. Ik zie de mogelijkheden om ook eens wat dagen collega’s uit te nodigen,
beetje mijn vaardigheden en kennis opkrikken. Marc ziet de fun ervan in en
wuift het standaard-uurtarief-rekenen al snel van de hand. 32 rond de 80 jaar
oude essen, die al in geen 13 jaar geknot zijn, mogen geknot. Clusters elzen
opgekroond, 4 eiken, letterlijk, verzorgen. Oh ja, misschien ook de lindebomen
naast de kerk.
‘Die lindebomen zijn van de
gemeente, maar die komen hier nog niet eens sneeuw ruimen! We betalen en doen
alles hier zelf.’
Dat vind ik niet echt raar.
Mevrouw heeft zussen en broers. Haar zus heeft een ander stuk van het gehucht
gekocht. Het superstrak gerenoveerd, van de broodoven een gite gemaakt en in
juli en augustus zijn ze er wèl. Zo bezit hun familie zo zoetjesaan het gehele
gehucht. Er hoeven alleen wat ouderen komen te overlijden. Dat vrijspel komt er
niet. Want net als zij, komen de kinderen op latere leeftijd bijna altijd
terug. Naar huis, naar hun geboortegrond. Die drang lijkt enorm bij de Fransen.
Maar als je dan een gehucht opkoopt en
het in ere herstelt, verwacht dan niet dat de burgemeester je nog een handje
helpt. Die kijkt, al leunend achterover, jou in je portefeuille.
De meeste kleine gehuchten zijn
armoei troef. Zeker die van deze grote gemeente met het meest saaie, akelige en
tijdens de feestdagen een kitscherig versierde kerk in het ‘grote dorp’. Maar
dit gehucht is een Aveyronnais idylle. Van top tot teen verzorgt. Van bijna
iedere plant en boom kent ze de Latijnse naam en weet wie het geplant heeft,
gesnoeid. De liefde voor groen delen we. Het overdadige niet. Aan de volledig geruïneerde
schuur is een uitbouw geplaatst. Het heeft de vorm van een zwembad, met drie
heel brede dubbele glazen puien.
Terwijl mevrouw weer druk is binnen, gaan wij
kijken, rekenen, inschatten en ons best doen ons te concentreren. Dat valt niet
mee met een rattenval waar twee jonge ratjes met schrik in de trillende lijfjes
in een hoekje kruipen. Ze duwen tegen het geblokkeerde deurtje aan, de ruimte
is net te klein om te ontsnappen. Mevrouw gelooft niet dat dit ratten zijn. Ik
vraag meneer om de twee kleintjes zo snel mogelijk af te maken, maar ze denken
dat er iets veel groters in het park huist. Vooral rond de vijver en bij de
beek. Dus de kleintjes zullen verkommeren, terwijl meneer en mevrouw hopen op
een grotere rat. Zij is panisch voor dieren. Reptielen, muizen, de meeste
insecten, als het maar niet op een mens lijkt of een lieflijk vogeltje. We kijken even naar binnen, die glazen puien
lonken, want zo’n uitbouw is vreemd, te nieuw en is net even te veel
‘off-topic’. Een zwembad met jacuzzi, een douche en toilet, ligstoelen, kunst
en prachtige volwassen planten, design-lampen aan de wanden. Alles op basis van
de kleur van zand. Wel ja.
De weelde geeft ons een
ambivalent gevoel. Niet dat we dit zouden ambiëren, meer van ‘waarom?’