Met koppige koppen rijden we voor niets naar de Marie, waar we de burgervader niet aantreffen. Marc wil gelijk doorrijden naar de stad een uurtje kachelen verderop voor de keuring, maar wat moeten we in die middagpauze in een lege stad waar alles dicht is?
Verder is mij de lust ontgaan te ontspannen en 2 ligstoelen te kopen, of een steel voor de hak die alweer gebroken is door het zware werk. (de 4e steel in ruim een jaar als ik me niet vergis)
Dus Marc draait om en we lopen wat te dralen in en rond de moestuin. Ik zoek daarna in het wilde bloemenboek naar de namen van de bloemen die ik zie. Ik ga te laat koken en Marc vliegt uit zijn slof dat hij zonder eten weg moet. Dat ik niet met hem mee wil heeft mijn gezicht al verraden. Ik ren dan achter hem aan voor 2 belangrijke dingen en weg zijn we, niet mijn idee van eens in de zoveel tijd naar een stad. Hij vertrekt zonder wat te zeggen en beroep me op ouderwets aan de telefoon hangen om hem te zeggen dat ik hier nog pissiger om wordt.
Ik breng de dag door op het barterras met m'n boek.
((Het nest is een hoek van een muur gemaakt van enorme brokken graniet waar precies op de hoek de grootste steen weg is. Er is hedera op gegroeit en een zalig plekje voor katten om te zonnen.))
Pipo in katzwijm in het 'nest', Castel op de muur naast me en Cros kijkt de hagedissen uit de muurtjes. Ik voel me natural high, ik voel alleen de zonnewarmte en hoor de koude windvlagen aankomen rollen door de gorges. Verder lijkt het verdooft stil en ik jaag mezelf door weer een honderd bladzijden. Tot het me in de wind te koud en te onrustig wordt. Ik verplaats mezelf met boek naar het achterterras waar weer meer bladzijden verslonden worden om het boek bijna uit te lezen op m'n bed met Aai naast me.
Na zolang lezen worden mijn ogen erg moe en ik doe ze onbewust dicht. Mijn gedachten dwalen in het verhaal van het dikke boek als Marc thuiskomt. Ik blijf wakker van het knallende en spetterende kastanjehout dat brandt in de schouw en m'n maatje is inmiddels wat rustiger als begin van de middag en komt me wekken voor ik een nachtdier wordt.
De knuffel komt naar me toe en met grappig gescheld waar we altijd zo om kunnen lachen samen eten we een boterham. Ik heb weinig trek, een soort vastendag geloof ik. En in stilte teken ik met een merkstift op de onderkant van het bordje de leuke scheldwoorden. Grappige tekeningetjes, een bos en figuurtjes, sterretjes en stipjes. Dat kan als je oud zoveel-hands-servies hebt.
We kijken elkaar wat dwaas aan, grote kinderen...
Een dag de pc uit houden is wel eens goed, maar het is jammer dat de reden waarom minder prettig is.
Na de boterham lees ik de laatste 20 bladzijden van dit apocalyptische verhaal van Steven King. Na de pandemie en de film 'The Happening' is het cirkeltje met dit boek weer rond. We zijn sterfelijk, hebben niet het eeuwige leven. En een dag niet gelachen is een dag niet geleeft. Fijn dat we 's avonds nog naar elkaar kunnen lachen. Het maakt de rest van de dag weer goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten