zondag 14 maart 2010

Een dagje uit

Om kwart voor 9 waren we er klaar voor. We laten de boel de boel thuis en hebben de auto op orde. De koelkast zit vol, de kastjes gevuld met eten en lekkers, zonnenbrillen voorin en heel veel zin. Het eerste uur is het bekend terrein dat we doorkruisen. We zien verschillende keren op de meest onmogelijke toppen van bergen en rotsen kloosters en burchten staan die onze belangstelling wekken. De eerste stop is rond 10 uur op een heel hoog punt met een ruine van een oud kasteel. Het wordt gerenoveerd, maar zoals het er nu al bijstaat is het indrukwekkend. Het is ijskoud zo vroeg op de winderige top, sneeuwrestjes liggen nog in hoeken en gaten en met verkleumde vingers maak ik foto's. De kerkklok van het plaatsje begint te beieren en het vale felle ochtendlicht prikt in onze ogen. De eerste plak zelfgebakken cake met praline-fondant is wel heel erg lekker. Toch bewaren we de rest voor later.
Het voelt heerlijk om weer samen in de blauwe landrover op pad te zijn. Met warm eten in voorraad, fruit, toetje, koffie en lekkers. We zeggen niet veel tegen elkaar, we genieten alletwee in stilte, vaak van dezelfde dingen. Ook het samen reizen in deze auto is iets M&M's, iets dat zo van ons samen is. We reizen verder. Ik heb de kaart in handen, zo'n groot kaartenboek met ringband met een wat grote schaal als je stafkaarten gewend bent. We hebben gisteravond vaag besloten naar het oosten te rijden, naar een nog leger en ruiger gebied, de Lozère. Het departement met het minst aantal inwoners, een zwart gat als je er snachts over heen vliegt en ter hoogte van dit departement uit het kleine raampje kijkt. De aarde wordt roder, de naaldbossen verdringen hier het loof en het landscap is naast de dorre weilanden op de hoge plateau's bezaaid met buxussen van alle formaten die we kennen. De hellingen zien er rood-bruin van. Ook hier heeft de hete droge zomer zijn slag geslagen, de koude winterwind en de sneeuw heeft alles gevriesdroogt. Het steekt heel fel af tegen de blauwe lucht. Dor heeft ook kleur. Opeens zijn we de rand van het plateau met de magnifieke uitzichten genaderd en slingeren gelijk over een smal weggetje naar beneden. Om beurten hebben we een vrij uitzicht over de Gorges du Tarn. Het is overweldigend. Een weide kloof gevormd door geerodeerde krijtrotsen, met naaldbomen en de buxussen op iedere rotstop. Steil in allerlei sculptuurvormen van de aarde zelf, blijven onze ogen naar beneden vallen. Naar de Tarn die door de kloof stroomt. De rood-zandstenen huizen, de roodachtige kale takjes van de elzen en de kleur van het water! Het kalk of krijtgesteente is wit van kleur en de stenen die door deze gletsjer ooit meegevoerd zijn, het fijne zand dat de bodem van deze rivier vormt is licht en wit van kleur, wat het water een azuurblauwe kleur geeft. Deze stroomt en schitterd. Beneden wilde ik de andere kant uit, naar het Zuiden. Marc wil de nauwe kant van de kloof bekijken. Op het nauwste stuk liggen enkel de enorm grote rotsblokken nog in de rivier. Alle kleinere zijn weggespoelt. De gletsjer en de rivier hebben een voetafdruk gezet op alles dat steen is. Halve bossen, oeroude bomen liggen vaak klem in de kloof, op de rotsblokken en lijken daar al decennia te liggen. Alles is bleek, de rotsen, de stronken en takken en het water wordt steeds feller van blauwe en zeegroene felle kleuren. Al na 10 minuutjes draait hij plots de auto een karrespoor op naar een weilandje aan de rivier. We struinen wat tussen de prachtige steentjes en afgeronde kiezels die er liggen. Verbaast kijken we van dichtbij naar dit schouwspel. Het water, de stenen en het licht. We waren al stil, maar het kan niet mooier. Alhoewel... Ik sta te dromen bij het water en ik hoor zijn roep. Of ik even kom kijken. Ik loop met hem mee naar de andere kant van het weilandje en we duiken een bossage in met uitgesleten paadjes. Ik zie een trap van boomwortels, wat meters steiler naar beneden. Mos en Hedera op de stenen, de klimop maakt de stammen bijna lentegroen. Het licht schijnt nog fel en makkelijk door deze bomen en ik zet een voet op de worteltrede. Dan neem ik de tijd vooruit te kijken, in plaats van waar ik mijn voeten zet.... Er zwemmen visjes in rond, in deze poel. Het water stroomt uit een grot die onder het peil in de poel blijft. Het borrelt heel zacht omhoog en voert af en toe een eikenblaadje mee. Verder zijn we blij hier nu te zijn. Zodra het beter weer wordt en minder koud zal het hier nooit rustig zijn. Zo stil is het nu. Ik kan mijn ogen niet geloven. Nog even en er vliegen libbelen voorbij en de mooiste vlinders. We hebben op een parkeerplaats langs de rivier diep in de kloof haast onder de uitstekende en druppende rotsen een heel bijzondere ontmoeting met Harry en Slick. Ik maak van deze ontmoeting een apart blog-bericht. Door de steeds warmere zon rijden we verder door de kloof. De rivier wordt dan weer wat bleker en ondieper, omdat het wijdser is uitgesleten in de loop van de millenia. Aan de zuidkant van deze gorges zien we het licht steeds net over de rand van de overkant schijnen, de zonnestralen kun je haast tellen in het duffuse licht. We zoeken eigenlijk een een plekje om te eten. Tot we net voor een dorpje aan het water, met kano-school, een parkeerplek naast een ruine aantreffen. Als vanouds scharrel ik de kookspullen bij elkaar en klap het gasfornuisje open. Marc pakt de stoeltjes en zet ze uit de wind in de zon en scharrelt wat bij de ruine. Tassen vol magazines komen te voorschijn, hij grapt dat hij tijdens het wachten wat te lezen heeft. Ik moet weer improviseren. Eigenlijk altijd als ik in de auto kook. De boerenkool kan au-bain marie of in de magnetron verwarmt worden en ik heb geen van twee bij de hand. Ik doe wat margerine in het pannetje en wat water. Snij de gehele rookworst in stukjes en doe alles in de pan. Ik verwarm dit smeuiige hapje al roerend en na 15 minuutjes hebben we heuse boerenkoolstamp met worst op een verlaten parkeerplekje in de zon met uitzicht op die enorme rotspartijen waarboven grote roofvogels cirkelen die door profs worden gefotografeerd. Deze profs zien we hier vaak aan de kant van de weg zitten, met camera op statief, vrouw en koffie in de buurt met dikke truien aan en blije gezichten. Wie word hier nou niet blij van. Na de lekkere maaltijd tuffen we verder door het prachtige landschap. We komen de kloof ook weer uit en al slingerend rijden we het plateau aan de overkant op. Waar we getrakteert worden op prachtige vergezichten, alweer! Een dorpje op een uitstekende rots doet ons afvragen wat de mensen bezielt om juist op deze plekken dorpen te bouwen. Letterlijk tot op de rand van de afgrond. Hoog en droog? Veiligheid? Overzicht, we weten het niet. Door Marc's gekozen omweg komen we op de 'terugweg' naar het zuiden over een enorm plateau. De dichte naaldbossen zijn een geweldige plek voor wild, dat hier veilig is. Geen mens, geen huis, geen elektriciteitsleidingen, geen bordjes naar plaatsjes, niets dat duidt op de aanwezigheid van mensen. Alleen de asfaltweg die er doorheen slingerd. Ik verbaas me over de hoge dennen. Ik heb ze nog nooit gezien, zo kaarsrecht met meter-dikke stamvoeten, hoog reikend naar licht hutje mutje. Ze lijken bijna niet echt, van plastic ofzo. De bossen en vlakten ertussen worden gekleurd door de verdorde buxussen en kale meidoorn struikjes. Hier en daar de lage gedrongen eikjes die langzaam groeien door de koud en de winden die over de plateau's heen razen.


De sneeuw siert de randen van de weg en verder alle koude plekjes in het bos waar de zon witte lichtvlekken op tovert als de stralen door de takken komen. De grove rotsblokken die verweerd in het bos verstild liggen zijn weer begroeit met hedera en mos en de ijspegels plakken manshoog als speerpunten naar beneden en vinden steun op de bosgrond en het lavagesteente. Op de vlakten zien we overal hoopjes stenen. De lava heeft veel luchtkamertjes die kapotvriezen. Ze vallen in de loop der eeuwen langzaam uit elkaar en vormen zo hoopjes in het landschap. Het lijken allemaal grafheuveltjes.

We nemen een verkeerde afslag en komen in een gehucht terecht, waar de weg doodloopt. Er staan veel auto's en na het keren van de auto zie ik een jonge vrouw met een mok thee op het terras naar ons kijken. Dit is de overtreffende trap van the middle of nowhere. Het zou ons te dor, te droog, te ruig zijn, maar zulke plekken genieten ergens wel onze voorkeur.

We willen toch via de andere kant van de Gorges verder naar het zuiden en rijden via de smalste weggetjes, geasfalteerd, dat dan weer wel, naar beneden. We komen verlaten fabrieksterreintjes tegen met even verlaten werkmanshuizen. Een nog net draaiende elektriciteits centrale van de EDF waar vissers met een enorme camper staan. De dennen groeien in en op de muren. Ik blijf het bijzonder vinden dat bomen op steen kunnen leven en doorgroeien.


De huizen zijn of nieuw of een ruine. Eén huis staat te koop en ziet er verlaten en al verwilderd uit met de bossages van sleedoorn en bramenbossen. Er staan enorme bomen rond het huis. Ze moeten honderden jaren oud zijn en helaas niet onderhouden. Deze kastanjes hebben geen solide stam meer, hol met in hun kernen weer nieuwe bomen die de 50 jaar al lang gepasseerd hebben. Je zou er bijna in kunnen wonen!





We zijn nog steeds stilletjes onderweg. Alle indrukken ontlokken ons 'oh's en ah's en andere korte opmerkingen om de ander zijn of haar ogen op iets te vestigen voor we het missen en het later niet kunnen delen.

Het is al laat in de middag als we Millau naderen. Niet om het stadje te bekijken, maar om het viaduct te zien dat één van de prestige-objecten van Frankrijk is. Het lijkt me prachtig deze brug bij zonsondergang te kunnen fotograferen en ik hoop dat het informatiecentrum open is.

Het gebied dat we hadden willen zien ligt te ver weg voor deze ene dag. Het is te doen als we de volgende keer het gebied laten voor wat het is, dat we vandaag gezien hebben. Doorrijden via de hoofdwegen naar het zuid-oosten.

We slingeren verder naar beneden en het zuiden en komen schitterende valleien tegen met al groen gras en kleine dorpjes met rood gesteente en dito dakpannetjes.

Eindelijk is daar de brug. Langzaam zien we steeds meer delen van het enorme geheel. De brug is verschrikkelijk hoog en lang en heeft 8 peilers waar hij op steunt. Of dit bouwsel ook zo nuttig is dat het de kosten waar maakt vraag ik me af in deze omgeving. Mooi is ie!!
De foto's maak ik vanuit alle hoeken, in de berm van de weg, op een grote parkeerplaats en we nemen een doodlopende weg om eronder te kunnen komen.
Het bezoekerscentrum is helaas dicht. In gedachte aan mijn vader die dit prachtig zou vinden maak ik een paar foto's. Ik kan niet op een plek komen dat alle 8 peilers erop staan en moet genoegen nemen met steeds een gedeelte. Het viaduct wordt er niet minder indrukwekkend door.










Ik rij terug naar huis. De zonsondergang is ook weer adembenemend. Die zien wij nooit zo mooi in de gorges waar wij wonen. Het is moeilijk om niet na iedere bocht te stoppen om hier ook foto's van te maken. Een oude beuk die eenzaam alleen op een top van een heuvel staat heeft zware zwarte contouren met de kleurschakeringen achter zich. Een zachte avondlucht van pasteltinten. Zodra het echt donker is wordt het rijden voor mij ook pittig. De bochten zijn niet meer in te schatten en met groot licht moet je nog alerter zijn voor tegenliggers. Groot licht van een Landrover Defender is erg groot licht, de wegen smal en kronkelig. Maar we hebben gneog aan indrukken te verwerken. Het duister laat de hersenen rusten. Onze ogen hebben moeite met de felle straatverlichting en die van de tegenliggers. Hoe dichter bij huis, hoe drukker het wordt tot aan de laatste stad. Dan duiken we het zwarte gat in dat wij thuis noemen.



Cros wacht ons op aan de kant van het bospad en Castel ligt zoet te wachten naast de schuur en is zeer blij dat we thuis zijn. Ze vergeet accuut haar eenzaamheid en lange dag wachten op een aai en wat brokken voor de nacht.

2 opmerkingen: