vrijdag 13 maart 2015

Frans kwaad bloed



Een vervolg op de brief van Madame uit Parijs.

De brief waarin glashard gesuggereerd wordt dat wij diegene zijn die dakstenen hebben gestolen van een ruïne gelegen aan het openbare bospad, moest eerst een weekje of twee liggen smeulen. 
Marc nam een korte vakantie en ik de kans schoon een bevriende Franse journalist om raad te vragen. Naast Nadine was hij de 2e Franse persoon die hem las en mij zijn interpretatie gaf die iets pittiger uitviel dan Nadine, die me enkel wilde sussen, wetende dat ik genoeg aan het hoofd heb en sommige zaken neig groter te maken dan ze zijn. Maar Thomas  schat mijn andere kant en positie wat anders in en begreep mijn opwinding iets beter. Zodoende stuurde ik hem het korte oppervlakkige antwoord waarmee Nadine me geholpen had en wachtte geduldig op zijn antwoord. Die bleek te bestaan uit een brief a la Martine met een gepeperde ondertoon. Hij kent me beter dan ik dacht...
Ik verheugde me er al op deze met de hand aangetekend te versturen, maar voor ik zoiets doe, mogen de woorden, door een ander geschreven, eerst nog even indalen en lees ik de prachtige volzinnen nog eens wat keren door. Ik gniffel en vertaal ze met behulp van google translate, een keer of zes.
Madame te Parijs heeft geen aangifte gedaan. Madame in Parijs beschuldigt ons niet letterlijk, maar de toon is gezet. Zo ook de mijne, met hulp, maar dat laat me koud in deze.
Op een subtiel moment laat ik de brief van Madame aan Marc lezen. Ook hij leest hem tig keer voor hij reageert. Zijn agitatie is flink, maar zegt haar naam niet te kennen en denkt dat de ruïne ergens vorig jaar verkocht is aan deze dame. Eind november vorig jaar bracht hij namelijk een bezoek aan de veldwachters gendarmerie voor een ander akkefietje en terloops meldde de heren in blauwe pak op kistjes dat we gebeld zouden gaan worden door een dame. Waarover of waarom werd niet gezegd, daar was het moment blijkbaar niet voor. Maar geen telefoontje en nu opeens die brief. Bij Marc vielen de kwartjes en van binnen kan hij verontwaardigd koken. Van buiten zie je niets, maar ik kan u melden; de hitte straalt er dan vanaf.
Ik biecht op te hebben gewacht op een beter moment, valt even in verkeerde aarde, maar a la, jammer dan. De intentie was goed. Ook als ik hem meld dat ik met behulp van Thomas en Nadine een antwoord heb geschreven, met de hand, en deze aangetekend naar Parijs zal sturen. Wat denkt Madame wel.
Hij stelt ook voor de brief te lamineren en deze op het prikbord te hangen die de parkeerplaats van het kasteeldorpje flankeert. Goed idee. Want haar woorden zijn in principe aan alle omwonenden gericht, onze namen staan er niet eens boven. Ook een tikkeltje onbeleefd en onzorgvuldig gezien de brief geschreven is op een vel dik papier met watermerk en voorzien is van een mooie sticker met haar naam en adres.
Dus op de drukke donderdagochtend, marktdag, regeldag, haal ik het hand beschreven vel door het apparaat. Er komt een prachtig leeg vel in plastic tevoorschijn met een sjiek watermerk in het midden. Ook dat nog. Inkt dat verdwijnt als het warm wordt. Nu had ik de brief natuurlijk gescand, dus prijkt de brief in vol ornaat toch op het prikbord. Daar waar de mensen wonen die ik gisteren altijd op de markt begroet en een kopie ervan liet lezen.
Roger, Gigi, Andre, Felix, Georgette die eerst haar bril onderuit de enorme handtas diept, verontwaardigd zijn ze allemaal. Gescholden wordt er direct, op die Parijzenaren die het in hun arrogante hoofd halen om diefstal te suggereren van een gebouw dat al uit elkaar aan het vallen is, waar Madame nooit naar omkijkt, die Madame die haar gezicht ook nooit laat zien, nergens niet, Madame die onze namen niet eens gebruikt in de aanhef, Madame die het lef heeft zo'n brief naar ons te sturen. We wonen afgelegen, maar zijn wel betrokken en begaan met iedereen. Echt geaccepteerd, geïntegreerd. Conneries!! Idioterie inderdaad.
Roger geeft me als laatste de print terug en zegt op zachte toon dat ik er echt even mee naar de gendarmerie moet. Ook omdat Madame aangeeft de gendarmerie op de hoogte gesteld te hebben over ons, inclusief suggestieve verdenking en het verzoek deed vaker 'te patrouilleren' op de piste, het 5 kilometer lange bospad, deels geasfalteerd, waar enkel wij wonen, helemaal achterin.
Dus bel ik aan bij de gendarmerie. Geen zaken die ochtend, het hek zit zelfs nog op slot. De chef aldaar, die één keer bij ons langs kwam om eens kennis te maken met de nieuwe inwoners, staat met vriendelijk gelaat achter de balie van zeggen en schrijven 60 centimeter breed. Het is een grote kerel, met lichtblauw kogelvrij vest over het uniforme shirt. Kort grijs haar, hij zal zeker dicht tegen zijn pensioen aanzitten en dient zijn tijd in alle rust uit. Dit getuige 'het grote boek' met alle bezoeken en meldingen van afgelopen 2 jaar. Dat boek zijn een 30 A3 vellen aan elkaar geniet waarop met potlood rasters zijn getekend met vakken voor datum, naam melder, de melding zelf, bijzonderheden en contactgegevens. Misschien dat er 8 vellen zijn vol gekalkt in de twee jaar. Zo word ik bevestigd dat er hier dermate weinig gebeurt dat zijn kogelvrije vest ietwat overdone aandoet. Maar goed, dienaar der wet doet netjes mee, neemt geen risico en hoort me geduldig aan terwijl zijn ogen over de brief glijden.
Marc benaderde Madame twee maal om een gedeelte van de dakstenen te kopen die in 1 van de gebouwen opgestapeld liggen tot aan de draagbalken van het dak dat aan het instorten is. Twee maal kreeg Marc een dikke 'non'. Ook kochten we 3 hectare terrein van een man die boven ons huis wat land bezat met daarop een halve poging tot het bouwen van een vakantiehuisje. Te klein om te wonen, gewoon voor de fun. Die dakstenen van dat gebouwtje was een dure aanschaf, maar wat eiken erbij voor de kachel kan nooit kwaad.
De gendarme krijgt versterking van een collega die de brief ook leest en zijn wenkbrauwen hoog optrekt. 
Ja, suggestieve beschuldiging. Nee,niet letterlijk. Nee, er is geen aangifte gedaan. Wat wij doen? Nouhou.... Mijn antwoord is zojuist aangetekend verstuurd, geen ontkomen aan. De chef voorziet problemen en klimt in de bic. Maakt een kopie van haar brief en vraagt om mijn legitimatie. Oei.
Het enige dat ik bij me heb is een kopie van mijn sinds juni 2014 verlopen rijbewijs met vele stempels, krabbels en een handtekening van de secretaresse van le marie dat er een nieuw rijbewijs onderweg is. Ik zweet even peentjes, maar na speuren in de computer, een belletje of drie, kan het legitimeren ermee door. Hij vraagt me om een kopie van mijn antwoord. Nog eens 'oh la la', want het is pittig, denk ik.
Thuis verhaal ik mijn avontuur bij de dienaren van de wet, hoe dat er dan aan toegaat. Marc knikt en vraagt me ook om 'onze brief'. 
Hij vindt hem veel te soft, veel te netjes, wellicht ontgaat hem het cynisme. Maar kans bestaat dat Madame haar gezicht niet meer kan laten zien als ze op vakantie is hier in het canton. In haar mooie keurige nieuwe vakantiehuis dat spik en span gehouden wordt door onze vriend de dakdekker. Ze zal voor het vervangen van die paar stenen per jaar onderaan de lijst verdwijnen. Sorry, geen tijd.
Misschien kan ze doen zoals thuis, in Parijs; een sierlijk smeedijzeren hek om het hele perceel met bewegingscamera's. Ziet ze nog eens wat mooie wilde dieren voorbij paraderen en het ontlast de trouwe veldwachters die het toch al zwaar hebben met de extra beveiligingsmaatregelen uit diezelfde stad die pretendeert Frankrijk te zijn. 
Kwaad bloed zetten kun je doen, maar haar dakstenen zullen verdwijnen. Niet door ons, wij hebben al eerder gepast voor de eer. Maar door onze dorpsgenoten, al was het maar om Madame een hak te zetten, want de loyaliteit gebiedt hier nog; een voor allen, allen voor een.

1 opmerking:

  1. Ik had de eerste brief al meteen weggeflikkerd,
    immers als het niet goed is, dan hoor je het wel.
    ( Begint meestal pas als je reageert)
    Stel je voor in de ander.
    Meestal hoor je dan niets meer.
    Alles wat je voedt, groeit.

    Liefs, Jos.

    BeantwoordenVerwijderen