Ik verbaas mezelf door, als avondmens, er elke ochtend om 7 uur al uit te zijn en een
half uur later al lang en breed een mok koffie genoten te hebben. Aan de
nachten ligt het niet, ik word steevast een keer of drie wakker om onduidelijke
redenen om een half uurtje later pas weer in te dutten. Het valt me op dat de
structuur van het vroege opstaan en ‘naar mijn werk gaan’ me goed doet. Ook al
is het maar voor een paar uur, naar de markt of dierenarts -zoals vanochtend- of een ander ritje voor eigen welzijn. De
dagdelen die ik elders slijt zorgen ervoor dat ik de rest van de dag ook goede
zin heb. Als ik mezelf heel de dag thuis
aan de gang moet zien te houden blijk ik toch eerder lui dan moe, gek genoeg.
De voordeurklant is inmiddels volledig ontdooid wat me
vanochtend een tijdje koffieleuten en meidenpraat tot resultaat had, over
aankomen, de liefde voor chocolade, verschillen in belastingtarieven per
gemeente en zwartwerken. Dit nadat de buurvrouw op het plein nauwkeurig verslag
doet van hoe vroeg ik al met penseeltje op de knieën zat om de mooie ijzeren
spijkertjes zwart te lakken terwijl zij boodschapjes op de markt deed. Ja die
buuf houdt het allemaal netjes in de gaten, maar was wel vergeten waar ze haar
tasje had laten staan, zo blijkt uit het bijkletsen wat ze doet met de klant
die via het open keukenraam het oude dametje vergezeld van wandelstok helpt te
herinneren dat ze toch iedere morgen vroeg naar bakker Bos wandelt. Een korte
maar stevige wandeling, want het straatje heeft een hellingshoek van 45 graden,
of zo in die richting, mijn geodriehoek haalt er weinig uit natuurlijk. Ook
mocht ik tijdens het rommelen met de inktzwarte kleverige verf getuige zijn van
een gesprekje dat het buurvrouwtje heeft met voor haar bekende passanten, een
lesje Franse conversatie volgen, stiekem weliswaar, want ik penseel rustig door
en spits de oren. Het gesprek in de koude mist die traag over het pleintje
drijft gaat over vreemdelingen in deze regio, hun aanpassingsvermogen en het
feit dat de gekleurde vreemdeling hier gewoon niet welkom is, ik voel de ogen
van de kletsers bijna liefdevol over
mijn rug glijden en in de hoogblonde krullen in mijn nek blijven steken. Ik
klop mezelf niet op de borst hoor, maar aanleiding tot dit kletspraatje ben ik
wel, zo gaat dat hier nu eenmaal. Iets waar je aan moet wennen, je bent de
vreemdeling en zult het altijd blijven, een vorm van positieve discriminatie in
mijn geval, het heeft zo zijn voordelen.
DQ ligt onder zeil bij de dierenarts, och arme lieve zachte
je-weet-wel-kater in spe. In de kleine kattenbench was het een lijden en last
tijdens de 30 minuten durende rit naar boven. Hij probeert een gat door de
plastic bodem te graven, plast de handdoek onder en probeert ook die te
begraven, miauwt en piept tot de zuurstof haast op is in de cabine, klauwt aan
het traliedeurtje en probeert met zijn nagels mijn vingers naar binnen te
trekken als ik hem probeer te laten ruiken dat ik dichtbij ben en alles ‘goed’
is. Maar DQ is niet van gisteren, het is niet goed, hij zit opgesloten in een
herrie-machine en is weggerukt uit de veilige omhelzing van zijn twee kinderen
Merlin & Sooty, hij heeft honger want hij moet nuchter de operatietafel op
en alle katten waren vannacht aan het draken, want die pikken dat niet; zonder
eten naar bed. Je zou dan denken ‘ga boeven muizen vangen’, maar zeker
DQ is ook liever lui dan moe, Joppie kan even niet jagen met maar één oog en de
vermoeidheid diep in de oude botten en de twee ukkies sabbelen nog sentimenteel
op de kleine tepeltjes van hongerige DQ.
Ik mag DQ net voor midi wel ophalen, maar hij ligt nog verdoofd te
slapen in de bench, de verkoeverkamer wordt dus mijn kamer en ik dek de bench
in de auto goed toe, zodat hij geen extra licht-prikkels krijgt tijdens de toch
onrustige rit. Het arme ding blijft nog een uurtje in de mand om zich er daarna
op de knieën uit te wurmen en weer knock-out gaat, ik dek hem toe met een warme
fleece-trui, hij voelt zo koud. Een uur
later is hij niet meer te houden, kijkt uit zijn ogen of hij een lijntje heeft
gesnoven, sprint naar buiten en bemoeit zich met het verplaatsen van een tig
aantal kruiwagens grond en stenen, die is weer beter! (Dierenartsen nemen het
zekere voor het onzekere met alle instructies die je meekrijgt; tot ’s avonds
geen brokjes of water, separeren, warm en rustig houden en eten en drinken in
heel kleine beetjes. En goed in de gaten houden natuurlijk… mmmm Aan DQ niet
besteedt. Ook aan Cros destijds niet, niet aan Aai of Case, niet aan Castel,
aan welke kat of hond eigenlijk wel??)
Morgen dus weer terug naar de structuur; 7 uur op, 9 uur bij
de klant, net als komende maandag en nog een dag die week om die deur af te
lakken, heerlijk! Nee, niet dat vroege opstaan terwijl het nog donker is buiten
en binnen koud en vochtig, maar het doet me dermate goed dat het me meer
energie geeft dan dat het me kost om het avondmens in mij om zeep te helpen. Structuur dus, de mijne, niet de dagelijkse aan een exercitie grenzende discipline van mijn echtgenoot, maar een rommelstructuur, mijn structuur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten