We hebben erg hard gewerkt van de week. Zo hard, dat we alle twee los van elkaar op zo'n mooie, toch erg warme nazomerdag geen poot uit willen steken. We spreken uit dat we eruit willen, gewoon eventjes, een middag, met lekkers, sapje, kleedje, in de Blauwe naar een voor anderen onbereikbare plek om daar samen te zijn en te genieten van eigenlijk alleen elkaar. Bekeken door vogels en insecten, maar dat is niet storend.
Na de maaltijd was ik niet af, zet ik de afwas netjes weg op het aanrecht, dat kan sinds de keuken is opgeknapt, en pakken we de spullen. De zachte band van de 3 ton wegende auto wordt even opgepompt met de compressor, het koelboxje gaat mee met sap, perziken en een zak spekjes & chips. Dekens genoeg in de kasten van de auto, anti-muggenspul en een creme voor na het geprik, want Lief heeft op een stafkaart in een vallei van de Lot een ruine gevonden die diep in het landschap verscholen ligt aan een blauw lijntje dat een bosbeek is, temidden van ontelbare zwarte lijntjes die aanduiden dat dat paden zijn. Of ze nog bestaan en berijdbaar zijn, moeten we daar zien uit te vissen. Of de ruine een ruine is of een berg met mos begroeide stenen ook.
Omdat dit geen avontuur wordt, maar gewoon een ingelaste lichte picknick, trek ik een dun gebloemd rokje aan met een topje en draag leren slippers. Maar toch sta ik al snel op één van die bospaden in deze frivole outfit takken en bomen weg te zagen met een uitklapbaar handzaagje, hilarisch gezicht.Maar we kunnen daarna wel door. Geen mens te zien. Ook geen wild trouwens, en wel hun sporen. Maar na 5 keer uitstappen om samen nog veel meer omgevallen bomen en dikke takken van de weg te zagen, houdt het pad toch echt op -keurig volgens de kaart-, zien mijn benen er geprikt uit door de brandnetels, heb ik al drie muggen doodgeslagen en is er geen ruine te zien. Ja, een berg met mos begroeide stenen langs een stroompje waar je met één sprong overheen bent. Het terrein rond dit stroompje is lastig begaanbaar. Al helemaal als je geen normale schoenen aan hebt. Er staat een knoepert van een populier, die ooit bevrijd is van de wurgende greep van hedera-bomen, die stammen zijn lang geleden doorgezaagd. De boom torend hoog uit boven de andere bomen en struiken alsof alleen die boom een herkenningspunt moet blijven voor de mensen, ooit moet het hier kaal geweest zijn om vrij toegang te geven tot de beek die lieflijk kabbelt en kronkelig haar weg zoekt tussen de steile hellingen. Een berg grond lijkt het waar we aan de andere kant van de beek tegenaan kijken. Tussen de oude brandnetels door -die nog goed kunnen prikken- banen we ons een weg die grondberg op. Pas op die verhoging zien we de muren van wat een minikasteeltje lijkt te zijn geweest, maar dan staan we er al vlak voor, nog geen 4 meter. Van verderaf is het gebouw niet te zien doordat het één is geworden met de omgeving die als muren je insluiten. Ondanks de zonneschijn is het hier donker te noemen. En die muggen hoeven zich niet te verheugen op een goed maal, dat hebben ze al achter de rug voor we bij de muren staan van een heel mooie ruine, op de paar na die we plat kunnen slaan.
Ja, goede plek, de geluidjes van de beek, de vogels en verder de stilte, de geuren van het mos, de zon op vergelend blad en de vochtige aarde. De auto staat daar waar we echt niet verder konden en met veel moeite zie ik het witte dak, terwijl er nog geen 15 meter tussen zit."Hier komt nooit iemand." denken we zeker te weten. Lief legt het kleed op een bed van maagdenpalm langs de muur waar als stroompjes water klimoptakjes geklemd zitten die bleek afsteken tegen de donkere muur met wat stralen licht die ze grijs doen kleuren. We bewonderen het gebouw zonder dak. Het had ooit een mooie entree met een boog als toegang waardoor je in een ronde toren binnentrad om met een stenen wenteltrap naar boven te kunnen. De raamkozijnen verraden een statig pand, de nisjes, de ovale kijkgaten van amper 15x9 centimeter in het grove gesteente uitgehakt. Het is betrekkelijk klein voor zo'n verfijnd gebouw en het woongedeelte ligt vol met grote bouwstenen waartussen jonge bomen ielig naar het licht reiken. Niets komt daar nog binnen, behalve wat licht en regen. Om de ruine heen zijn wat wildpaadjes die ook wel door jagers belopen worden, maar nu is het stil, verlaten. Denken we!
Het bos is van ons en we geven ons eraan over, en aan elkaar. Heel in de onzichtbare verte horen we belletjes, van jachthonden die een helling afstruinen. Het geluid van de belletjes komt wel dichterbij, maar het geluid is bedrieglijk in een nauwe vallei als dit. De wildernis laat steeds meer belgeluidjes door en we proberen ons er niet aan te storen. Dan een mannenstem die roept, de honden aan lijkt te sporen met typische geluiden als 'huh', 'bbrrr', 'alalalalll'.
Pas als we het idee hebben dat al die honden -door het gerinkel van al die halsbelletjes lijken het er wel 10- ons omringen, zijn we tè afgeleid om ons nog op elkaar te richten. We kijken elkaar aan met een blik van 'hebben wij dit?!!' en daarna turen we het bos in op zoek naar de lichtgevende halsbanden of de fel oranje veiligheidsvestjes en petten van jagers. Er schiet natuurlijk van alles door ons heen, onze harten gaan tekeer, omdat we hier gezien kunnen worden, of aangeschoten, of flink besnuffeld door de jachthonden die er hier angstaanjagend uit kunnen zien met ver uit de bek hangende tongen en wilde ogen, vieze poten door het struinen door het bos opgejut door de eigenaren. Het getingel van de belletjes lijkt op berggeiten op de kale toppen van hoogegebergte en klinkt misplaatst in dit benauwde dichte sprookjesbos. Het is in ieder geval overal om ons heen wat ons nog allerter maakt. Als ze ons maar zien en niet aanzien voor wild.
We zitten aan de noordkant van de ruine en kijken tussen de takken en gebladerte door op zoek naar honden of mensen, als we eindelijk langs ons heen de honden zien. Een allegaartje aan rassen, een stuk of zes, allemaal met belletje om de nek, neuzen aan de bosgrond, kwispelende staarten en ze rennen onder ons langs aan weerszijde van de 'terp' met ruine. De honden doen hun werk alsof ze opsporingshonden zijn op zoek naar iemand die ze moeten vinden. In alle stilte, want ze blaffen niet één keer struint dat om ons heen, langs ons en nog turen we door het bos op zoek naar de jagers die we wel horen, maar niet kunnen zien. Opeens staan er drie honden op het kleedje waar we half bloot ons beschermd wanen door anti-muggenspul. Ze bekijken ons niet eens, ze snuffelen en draaien zich alweer om. Nee, mensen interesseert ze niets. Na een tijdsbestek van een dik half uur horen we een jager zo dichtbij alsof hij in je nek staat te hijgen van het volgen van de honden over dat verraderlijke terrein. Het mag er dan uitzien als een sprookje, het is ook een sprookjesbos met wilde dieren, brokken rots die een verborgen diepte in kunnen storten als je erop gaat staan, bomen die omvallen, steekinsecten, bramen en netels en de kans dat je toch op een mooie zomermiddag een dumdum-kogel uit een jachtgeweer in je donder krijgt, want je draagt geen feloranje goed.Eindelijk, ja dan toch verschijnt er een man in jachtgoed gestoken met zo'n 'veilig' vestje. We kijken, gespannen, hij kijkt terug met de handen in zijn zij. Wat ziet hij? Wij kunnen zijn hoofd niet zien terwijl er maar een meter of 15 tussen ons is, misschien minder. De jachtpaadjes lopen langs de ruine, maar hij steekt, gewapend met een wandelstok in plaats van een geweer, de beek over en blijft zijn honden aansporen om door te zoeken. De honden komen nog een paar keer even kijken en vinden het waarschijnlijk maar vreemd om twee zeer oninteressante mensen -ze lusten geen appelsap en spekjes- te vinden in plaats van ree of zwijn. De jager is het wild dus enkel aan het opdrijven en neemt er zijn tijd voor. We zijn gezien, want hij nam een omweg. Wij gaan verder met waar we voor het bos zijn ingedoken, wel met een extra dimensie, we voelen ons wild, op twee benen.
Een geweerschot heel dichtbij doet ons wel schrikken, maar de blaffende honden zijn niet dichtbij, wat vertekent het bos de geluiden toch, verraderlijk, net een echt sprookje!
Eind van de middag zijn we een heel bijzondere ervaring rijker. We zochten absolute privacy en kregen die niet. We waren te gast in een hard echt sprookje inclusief entourage. We genoten er toch van en met een auto bedolven door blad en tak keren we terug over de paadjes naar de hoofdweg -ook niet meer dan een pad, maar dan in betere staat- waar we opgewacht worden door een kleine 4x4 die de uitrit blokkeert en drie jagers met geweer die ons dwingen te stoppen en vragen of wij het waren die schoten. Nee dus, wij deden 'niks' hoor! "Hebben we iemand gezien?" Ja, een man met een stok en 6 honden. "Schoot hij dan?" Nee, ook niet, een stok kan niet schieten.
En zo wurmen we de landrover langs de 4x4 en gaan huiswaarts waar we ons klaar moeten maken voor de voorbereidingen voor een heus TV interview over M&M Creations dat volgende week opgenomen wordt en uitgezonden op een internet-TV-station dat programma's maakt voor iedereen die actief is in Virtuele Werelden.
Maar het kost ons beide wat moeite om erin te komen. De middag sp(r)ookt nog door onze gedachten, de indrukken waren talrijk, alsof we het gedroomt hebben, het was niet echt, toch?
Wow wat een ervaring....best wel eng lijkt me, maar ook sprookjesachtig inderdaad!
BeantwoordenVerwijderenDie ruïnes hè die je zoveel ziet in Frankrijk, die zijn zo fascinerend...Tijdens een wandeltocht tijdens onze vakantie vonden we (doordat we compleet van het pad af waren) de restanten van een huis, helemaal overwoekerd door bomen en struiken en in de garage (of zo iets) stond zelfs nog een auto. Met de kofferbak open. En weet je wat daar in lag? Hij lag helemaal vol met lege wijn en champagneflessen...de kinderen vonden het het hoogtepunt van de vakantie en wilden er steeds weer naar toe.