Vrij snel nadat we hier woonden, ontdekte Marc een kleine ruine niet ver boven ons huis. Een heel klein blokje op de kadasterkaart had al aangewezen dat daar iets had gestaan of nog steeds stond. Het gebouwtje wordt door ons van onder tot boven bekeken, het had nog aardig wat prima lauzes half op het ingestortte dak, op de grond onder de bemoste steunbalken die ook allemaal met 1 kant op de grond liggen. Een moderne deur, een tafelblad, een campingstoeltje en meer van zulke rommel. Misschien is het geheel 5 bij 4 meter, groter niet. De schoorsteen is van nieuwe blokken gebouwd, en een lage muur van nieuwe bouwblokken, volledig met mos bedekt, bewijst dat het een nieuwe ruine is. De eigenaar moet een poging gedaan hebben daar ooit iets neer te zetten, want niet makkelijk moet zijn geweest gezien het steile haarspelden-paadje en de afstand naar het bospad. Het zal ooit af zijn geweest, maar nauwelijks gebruikt. Toen nog niet zo gebrand op lauzestenen, hebben we het gebouwtje gelaten voor wat het was en er langs gelopen tijdens enkele wandelingen, maar Lief vergeet dat niet, ruines, lauzestenen op een plek dichtbij.
Ruim anderhalf jaar terug heeft Marc een goede inventarisatie gemaakt van onze eigen daken en het gebrek aan lauze. Hoe langer je niets aan de traditionele gebouwen doet, zuigen de lauzes zich vol met water, gaat er mos op groeien die hun worteltjes diep tussen alle steenlagen vastzetten.Vorst en zon doen de rest, dan spatten de laagjes ervan af en verweekt de lauze tot deze knapt en zich van het dak af laat glijden. Ook klimop en bramen vinden het heerlijk om op daken te groeien, zoveel gaatjes om zich aan vast te zetten, ideaal groeigebied. Aangezien huizen op zulke steile hellingen vaak in en tegen de rotsen worden gebouwd, raakt een dak aan de achterkant al snel de helling, de bosgrond zelf, en verdwijnt zo zoetjes aan onder de grond. Jaar na jaar, seizoen op seizoen vult die aarde zich met eikeltjes, bladeren, uitgespoeld zand en geurige aarde, plantenrestjes, beestjes die het vruchtbaar maken, muizen, want oh wat is dat toch een geweldige toegang tot een gebouw, schuilplaats, warmte en zeker ook mensentroep om nesten van te bouwen. Van de lauzes die wij gevonden hebben, opgegraven hebben, zijn er weinig meer van waarde, zo broos als crepepapier al zijn sommige stenen één bij een halve meter en niet te tillen zo zwaar,
Met goede enigszins naieve hoop achterhaald Marc de eigenaren van diverse ruines en vraagt hij of hij de lauzes kopen mag.
Maar zodra de fransen door krijgen dat iets heel ouds voor iemand enige waarde bezit, gaan ze krenterig doen, ook al draait het om een steen of haast onstookbaar hout op onbereikbare plekken. Voor hen dan. Allerlei smoezen krijg je te horen, zoals de dame van de grote goed bereikbare en karakteristieke ruine langs het bospad zelf. We zochten haar op in een gehucht op een drie kwartier rijden. Een zeer sjieke dame stond naast haar nieuwe huis, met spiksplinternieuw lauzedak, wat tonnen kost lieve lezers!, te kletsen met buren. De dame rijdt een luxe slee uit Parijs, draagt een Cartier horloge en de meest aanstellerige pumps die ik hier ooit zag met bovenop een wel zeer mooi gecoiffeerd koppie blond haar.
Zodra we haar uitleggen wat we haar komen vragen kijkt ze ons meewarig en wat verstoord aan als "hoe durven jullie dat te vragen. Met een telefoonnummer op een vlekkeloos wit kaartje vertrekken we weer en hopen op een belletje. Wat ik hiermee wil zeggen; mevrouw heeft een slee, een woonhuis in Parijs, laat hier een nieuw huis bouwen met nieuw lauzedak dat wel een paar eeuwen meegaat en dan overdrijf ik niet, heeft nog een ruine in de gorges die ze in laat storten, dicht laat groeien en waar ze al een decennia of wat niet is geweest. Dan worden die pumps vies, haar zijden goed gaat eraan door de bramen en haar haar verwaait, dat kan natuurlijk niet. Ze belt keurig op om te melden dat we de lauzes niet mogen kopen, want als er eens één van haar nieuwe dak waait, dan kan ze die vervangen. Het is maar goed dat we nog niet goed frans spreken, want wij hadden willen zeggen "mevrouwtje toch, uw haar verwaait, uw pumps worden vies, uw goed gaat eraan en u belt toch zeker de lokale dakdekker om er een mooi strak nieuw lauzeje op te komen leggen als u weer fijn in Parijs zit op uw luxe gat!"
Maar de eigenaar van die kleine ruine is lastiger te pakken te krijgen. Ook een Parijzenaar die hier geboren is en een vakantiehuis heeft op iets grotere afstand. Marc mailt hem en hij krijgt een leuke reactie; "als ik weer op vakantie kom, dan zoek ik jullie even op, leuk om wat te horen van mensen die daar echt wonen". Meneer Crier komt, met zijn vrouw, om eens kennis te maken, hij is nieuwsgierig en alleen als je goede intenties hebt zou hij bereid zijn tot het verkopen van die paar lauzes. Op van zulke kleine gebouwtjes liggen er niet veel. Tijdens hun bezoek schenk ik water, iets anders willen ze niet, ik probeer mevrouw te vergasten terwijl de heren even naar de ruine gaan kijken, een pittige korte trip door de verkoelende bossen tijdens een zomermiddag. Meneer Crier is heel enthousiast over wat wij hier doen. Vol bewondering luistert hij naar Marc, kijkt hij naar hoe we omgaan met het erfgoed van de Aveyron en komt steeds meer los. Zijn zegen hebben we in de pocket en niet tegen betaling van euro's, maar gewoon voor de heb, die lauzes zijn voor ons. Het mos ook (kerstdecoraties) en wat oude planken, ach, nee, "die zal ik ook niet missen". De grond blijft van hem, de stenen ook, maar de rest is voor ons een groot kado en een beloning voor het 'netjes vragen'.
We weten heus wel dat stenen, lauzes, bomen, alles in zo'n bos op particulier terrein privebezit is, het weghalen ervan is gewoon stelen. En wij willen dat niet op ons geweten hebben en houden ons dus aan de wet. -Voor zover we de wet kennen en de eigenaren te achterhalen zijn, want veel is staatsbezit door gebrek aan erfgenamen.- We voelen ons al lullig naar de eigenaar van het bronpaadje toe. De ruines nog verder op diezelfde helling, daar is hij geboren. Hij verhaalde over een unieke grove grote granieten schouw die iemand ooit gestolen heeft uit zijn ouderlijk huis. Die schouw staat bij ons in huis, gejat door de vorige eigenaar die ons juist erop wees overal vanaf te blijven, want iedere steen, boom, plant en bloem heeft hier een eigenaar. Die schouw ff teruggeven is niet te doen, toch zijn we blij dat die man nog nooit binnen is geweest voor een kop koffie. -Het is een alcoholist die steeds probeert ezeltjes aan me te slijten als ik eens in het dorpscafe kom voor praatje tabak en krant om met dubbele tong dubbelzinnig te glimlachen en opzichtig mijn blonde voorkomen inspecteert van onder tot boven. Of andersom.....
Het was weer kliederweer gisteren. Het terrein af zonder kaplaarzen is een halszaak. Iets tussen miezer en regen, afgewisseld met veel dikkere druppels voeden de plassen, watervalletjes, de vacht van Castel en de veertjes van de kippen die hun heil onder de Blauwe in de garage zoeken. Ik ga met tegenzin naar de markt, de bank, de super. Het is boven gewoon druk voor dit weer en de miezer begint me zowaar te plezieren. Ik heb mijn beste winterjas aan, een zacht leren half lange jas gevoerd met nepbont waar ik me een michelin-poppetje in voel. De druppeltjes verkoelen mijn wangen en als ik me die sensatie gewaar word verschijnt de eeuwige lach, de zon op mijn gezicht en verwarm ik de mensen die me komen groeten. Ik krijg een flesje wijn van de wijn- en olijvenkoopman, Pierre staat te drentelen achter me om aandacht, die wil even gedag gekust worden -de schat van een oud echt frans boertje die met krant het bos in wandeld vergezeld van zijn eenogige hond om zijn behoefte te doen. Niet die hond, maar Pierre natuurlijk. Ik smelt!- en opgeruimd doe ik mijn ding. Thuis tref ik Marc aan met hoofdpijn, die wil eten en naar bed. Maar na dat tukkie is dat hoofd nog niet opgeruimd, mijn zonnetje werkt niet thuis, dus gaat hij wandelen in de regen.
Na een dik uur komt hij binnen stuiven met een natte kop, grote blauwe ogen van verontwaardiging.
Wat blijkt? Er reed een rood trekkertje op dat oude prachtige wandelpad naar de ruine, zig zag de haarspeld bochtjes nemend, richting het plateau naar het dichtstbijzijnde gehucht. Een paadje dat vroeger de hoofdroute was om met de ossenkar naar de markt te gaan, voor het schooltje van de kinderen uit de gorges, geflankeerd aan één kant met stenen muurtjes die terrassen insluiten voor de wijnranken, nu vol met brem en eiken, grillige kastanjes, geurige paddestoelen en zomers mooie bloemen.
Marc vermoed al dat iemand de lauzestenen van Crier op is komen halen. Dat is stelen, maar een vermoeden is geen feit, dus doet hij zijn best om de trekker te voet in te halen. Dat blijkt niet te kunnen, dus spoedt hij zich naar huis voor het telefoonnummer van meneer Crier en de auto. Dit zou de derde keer zijn dat iets dat van ons is gejat wordt op een moment dat het te slecht weer is om buiten te zijn en wij het dus niet doorhebben. Gatver, stelletje..... pummels!!! Juist de inwoners van onze gemeente weten dondersgoed dat er met ons te praten valt, dat we hier altijd wonen, dat we het niet breed hebben en alles zelf moeten doen. Stelletje #@!)**#%$@#*&!&*#@!
Het gemeentehuis is dicht, op de route naar de gendarmerie ligt de afslag naar het gehucht en Lief gaat eerst daar eens kijken of hij dat trekkertje ziet staan. Op het dorpspleintje bij de kerk staat Arlette te kletsen met haar man en wat buren. We kennen aardig wat mensen daar, op die boeren na, die houden niet van import, andere mensen of verse aanwas en franse remigranten. "Kennen jullie iemand met zo en zo'n trekkertje?" vraagt Marc. "Jawel hoor, dat is die en die en die woont daar" terwijl er met vingers gewezen wordt. Arlette haar man loopt met Marc naar die mensen toe, mevrouw staat al buiten, van de boer is geen spoor te bekennen. Gelijk begint ze te liegen over dat ze toestemming hebben van de vader van de vader van de huidige eigenaar om de lauzes van die specifieke ruine te gebruiken. "Dat gaat hier al jaren zo" benadrukt ze. "En we hebben die meneer gebeld hoor, we mogen ze pakken."
Marc is ook niet gek en vist of hij dan misschien wil helpen de rest van de lauzes voor ons met zijn trekkertje naar ons huis te brengen. Marc heeft grote blauwe kijkers die uitstralen dat hij goed is, maar niet gek. Weigeren kan niemand, ik ook niet. Boos worden op die man ook niet, dat kan ik dan weer wèl.... ;-)
Hij laat de boerin mokkend, maar onder de indruk achter met een papiertje met naam en nummer. Wat blijkt; haar man is de jachtvoorzitter en hem moeten we hebben om af te dwingen dat ze ons bellen voor ze gaan jagen op en rond ons terrein. Een dubbeldate dus op korte termijn!
Weer thuis weet Marc dat we weer een mijlpaaltje geslagen hebben in de eeuwenoude traditie die alle wetten overruled. De gendarmerie zal echt geen poot uitsteken om hier tussenbeide te komen, die weten wel beter. Wij inmiddels ook, zo werkt dat hier nu eenmaal. Communiceren doe je in deze gevallen niet door te praten, je doet gewoon op een moment dat je (bijna) zeker weet dat je die ander niet treffen zult. Stiekem gedoe.
Marc mailt naar meneer Crier die bijna gelijk antwoord dat hij "niemand anders dan ons toestemming heeft gegeven lauzes te pakken van zijn ruine" met een wat verontwaardigde ondertoon. Duidelijk, ze hebben Crier niet gebeld en de vader van de vader had geeneens een ruine of huis daar, want het is door Crier zelf vanaf de grond opgebouwd.
Ja, dat is nou typisch het achtergestelde platteland! Hetzelfde met de gestolen kettingen, dat was een grote les dat je niet zomaar een boom om mag zagen. Wij hebben dat hout en de eigenaar van de boom erg goede sleep- en trekkettingen met gekromde haken die we nog steeds niet hebben kunnen vervangen.
Wat we niet begrijpen is de leugen. Net als met die boom die geclaimd werd door de buren. Eucalypta belde na 10 minuutjes terug met het verhaal dat we het hout kado kregen en er verder geen werk van zou maken. Waarom zegt ze niet gewoon dat ze zich vergist heeft in het perceel?? Dat niet van haar is als ik op het scherm op het gemeentehuis de eigenaren van alle percelen check?? Waarom liegen mensen over zulke zaken?
"Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaald hem wel."
Tsja, dat is het boerenleven :)
BeantwoordenVerwijderenGrond is niks waard. Wanneer je hem aan een correcte prijs wil verkopen, is geen kat geïnteresseerd.
Maar als je ogenschijnlijk waardeloze grond wil kopen, blijkt er petroleum of goud in de bodem te zitten. Zo duur ist-ie dan.
Ook heb je de typische achterdocht en hebzucht die meespeelt:
"Waarom wil die dat nou kopen? Zeker en vast om er aan te verdienen! En als hij eraan kan verdienen, dan kan ik dat ook!"
En ze blijven er niks aan doen.
En zo liggen vierkante kilometers bos gewoon te verkommeren, liggen ruïnes tot stof te vergaan. Maar haal geen tak of steen weg of je hebt een nationale schat gestolen.
Bienvenu en Aveyron...