Vrijdag gingen we op visite. Bijpraten met een vriend, zijn
nieuwe vriendin leren kennen. Kaasfondue, iets dat ik nog nooit op heb, leek me
te zwaar. Door Asterix & Obelix ‘De Helvetiers’ moest ik aan stokslagen
denken of eindigen in het meer met een steen aan de voeten, als je je stukje
brood in de kaas laat vallen. De moddersporen van schoenen op de planken
vloeren zijn nog voor het fonduen opgedroogd. Of ik ze even tussen de voegen
wil vegen, dankzij een clubje Polen die veel te ruime spleten tussen de
planken, die met een berg truien en een
zekere hoeveelheid bouwmachines ervan door zijn gegaan. Stigmatiserend? Nee, de
waarheid, helaas. Met de eco-voegen de stille veranderlijke getuigen. Zo zit ik
nog als laatste de restjes kaas uit de pan te vissen met het laatste brood
terwijl we gezellig doorpimpelen, lachen en de tortelduifjes van de andere kant
van de tafel zien. Het praten, muziek luisteren, eten, drinken en roken gaat
tot 3 uur in de nacht door. Dan is het tijd om naar de logeerkamer te vertrekken,
één van de gites met eigen ingang, dus buitenom. Een project van jaren en
ondanks dat het geen plastische chirurg is met een aan de wijn verslaafde
depressieve echtgenoot, moet ik toch in een flits ook terug denken aan De
Verbouwing van Saskia Noort, zo’n verbouwing die te lang duurt en te veel te
lijden heeft onder het dagelijks leven van liefde en zijn. Hun modderzooi is al even erg als de onze, de
slaapkamer net zo koud als thuis en ik heb een schapendeken nodig om het warm
genoeg te hebben in slaap te vallen, ondanks het gepimpel.
Zaterdagmiddag komen we thuis, licht katerig, beetje brak.
We zijn eens uit onze strakke structuur gestapt, dat verfrist, ondanks het
brakke. De kop vol met wat ik zag en voelde en we hebben zodoende weer wat om
over te praten. Ik doe vier pogingen te schrijven over ons fijne uitje, hebben
genoten en toch blijft er een brokje achter dat me zorgen baart. Ik krijg het
niet ‘op papier’ en laat het los. Verder proberen we de hemel droog te krijgen,
wat alleen vrijdag lukte, juist een dag dat we weg gaan. De sneeuw en de dooi,
slushpuppy die het terrein nog meer verandert in een modderpoel. De 4x4’s
moeten in z’n laag om van het terrein af te komen, was moet binnen aan de lijn
–bukken!- en we schieten wortel op de bureaustoelen. Met frisse moed kijken we
uit naar een gewone maandag, alles open en iedereen bereikbaar.
Dus niet; geen internet. De eerste dag gaat dat nog. Is het
prettig om gedwongen te worden een dag de tijd te nemen de systemen schoon te
maken, te defragmenteren, schijfcontroles uit te voeren, alle harde schijven te
bekijken op eventueel vrije ruimte, maar weer eens opnieuw opstarten en een
grootse back-up te plannen op de externe harde schijf, die natuurlijk ook vol
staat met verouderde bestanden. Van bedrijven die al twee keer failliet zijn,
of opgedoekt, of overgenomen.
Maar vanochtend nog voor ik mijn ogen open deed ging er iets
gruwelijks mis in de bovenkamer van deze ras-optimist. Nu ben ik al niet zo
sterk de eerste uren van de dag, maar al blij dat ik van mijn ochtendhumeur af
ben dat vele van mijn dagen voor de helft aanvrat als een gezwel dat ’s
ochtends doorettert om ’s middags na te gloeien. Ons keukentje is een
aangebouwd pijpenlaatje, dat ‘koud’ dwars op de muur is geplaatst en een bijna
open verbinding heeft met mijn slaapkamer. Mijn bed staat er boven c.q. naast.
Ik hoor er alles, van gefluister tot een vallend deksel van de ketel waar we
koffie- en theewater mee zetten. Ook het
legen van de spoelbak, of nog twee verdiepingen lager; een stortbak van een
toilet dat stuk is en na het doortrekken door blijft lopen. Nu ligt dat
natuurlijk aan mij dat ik van die goede oren heb. Ik hoor tenslotte ook
gloeilampen branden, het uitzenden van de sonar van vleermuizen of het gezoem
van de verwarmingspomp die in de schuur achter de ketel hangt. Vanochtend, ik
schrijf dinsdag 12 februari, de dag dat mijn moeder 65 jaar geleden het
levenslicht zag, vanochtend hoorde ik met gesloten ogen, Sooty op mijn
voeteinde en nog lekker warm onder de wol in de frisse kamer, een hartgrondig
‘KUT’ in de keuken. Daar gaan
ras-optimists haren van overeind staan, al liggen ze plat tegen mijn oor
gedrukt met aan de andere zijde een door de nacht verdicht kussen. Nee, niet
goed, de dag zou wel eens onveranderlijk ‘kut’ kunnen worden, zoals die begon
zo fijnzinnig aangekondigd door Lief. De reden van zijn onbehoorlijke uitroep
op de vroege ochtend krijg ik niet losgepeuterd later aan de koffie.
Nog een dag zonder internet, de eens zo snelle vakkundige
service is blijkbaar ook niet al te best wakker geworden, ik bel voor de tweede
maal Orange, voorheen France-Telecom. (Ik kan de naamswijzigingen niet meer
volgen.) En wederom luister ik geduldig naar de haast onverstaanbare vrouwenstem
die de indruk moet wekken dat er een degelijk opgeleid persoon aan de lijn is
in plaats van de pratende computer. Normaal hoor ik nog dat ik ‘etoile’ of
‘dieze’ in moet typen voor het vervolg menu of een heuse medewerker van vlees
en bloed. Maar ik moet een woord intypen met 1 toets, of zoiets. De verbinding
met ons prepaid mobieltje is net te zwak om het signaal goed te houden en er
zit niets anders op na de eerste bak koffie me dik aan te kleden en met reeds
half bevroren vingers buiten te gaan staan waar het geluid uit dat kleine
telefoontje weer overstemd wordt door het gebulder van het stuwmeer. Ik probeer
me nog staande te houden als optimist; lekker rustig zonder internet, ik heb
oog en tijd voor andere ook belangrijke klussen, de systemen zijn schoon en
gelukkig; we hebben tenminste elektriciteit. Zonder kunnen we de houtkachel
niet stoken, hebben we geen warme douche en kan die prepaid telefoon ook niet
opgeladen worden om enige storingsdienst te bellen. Maar geïrriteerd als ik al
was, verergert zo’n computer zowat alles dat ik oppik. Terug naar bed is geen
optie, dan hoor ik alsnog die pomp draaien en het gefoeter van Lief die denkt
dat het aan hem ligt terwijl hij altijd al foeterend door het leven gaat, al
staat dat meestal volledig los van mij.
Vanaf het moment dat mijn geslacht op ordinaire wijze als
vloek wordt aangeroepen terwijl ik nog lig te slapen heeft tot gevolg dat ik
uitermate chagrijnig ben en alles dat me irriteert op de grote ijsberg
projecteer. Ik ben het lontje aan een bom, het ding zit me vandaag als gegoten,
zo’n jack met zakken op de borst en op de rug gevuld met TNT en veel, heel erg
veel gekleurde dropveters. Op afstand bedienbaar met een ontsteking die werkt
op, hoe kan het ook anders; prikkels van buitenaf. Zonder het afleidend en mij
wat sociaal houdend internet, zie ik alles dat in mijn directe omgeving niet
door de mijn beugel kan past. Van die zaken waar ik met internet
draaiend op de achtergrond mijn schouders over op kan halen en verder ga met
mijn ding al is dat een kippenhok uitmesten of hout sjouwen en met mijn lekke
kaplaarzen door de modder moet ploegen om halverwege in een drol van onze zo
lieve en aanhankelijke viervoeter te trappen.
Ik doe een poging de kleinste kettingzaag op te knappen. Na een
kettingbreuk vorige week, het erg in hebben deze te laten repareren en vast een
nieuwe te kopen en eerst de halve schuur begane grond + werkbank schoon te
maken. Met liefde en gevoel zorg ik voor
al het machine onderhoud, schoonmaken, ook van binnen, nakijken, invetten en
zeker die kettingzagen zijn als gevaarlijke kindjes waar we afhankelijk van
zijn. Als bekroning op het vieze werk in een ijskoude schuur met slecht licht
mag ik die machines dan weer in elkaar zetten en draai ik een proefje op
hout-in-de-buurt. Maar de gerepareerde ketting is verder verziekt dan gedacht en
ik vermoed dat Lief voor de zoveelste keer de kettingbreuk uit het niets liet
komen, verzwijgend dat hij geprobeerd heeft graniet, thyleen of
prikkeldraadbomen te vellen. Ook het zaagblad lijkt deuken, bramen en een
loszittend deel te hebben. Pissig, oh nee, nog chagrijniger maakt het me. Dan
de nieuwe ketting er maar op, slim zeg, dat ik die gelijk kocht. Maar meneer
van de RAGT, die altijd gaat blozen als ik daar spullen kom halen, heeft
waarschijnlijk met hoogrode oren en een niet nader te noemen voorondergestelde
opwinding die nieuwe ketting op maat gemaakt. Met het oude zojuist gerepareerde
voorbeeld er naast. Ik mis een 4 cm aan de nieuwe ketting. Zaag dus onbruikbaar
voor een dag of 9, want we gaan dus niet alleen voor een ketting naar ‘boven’,
footprint, weet u nog? Ik ben een orde-dier, ik moet orde om me heen hebben, ik
wil opgeruimde spullen kunnen pakken voor ze gevonden moeten worden. Lief is er
geen ster in, die klust op een bovenkamer en haalt de inhoud van de schuur
gewoon naar binnen en vraagt dan aan mij of ik sleuteltje nummer 10 weer eens
gebruikt heb. Nu ga ik daar al een jaar of wat niet meer op in, maar vandaag
moet ik mijn best doen om er geen slagveld van irritaties van te maken. Met
bijeengeraapte zin ga ik koken en komt Lief bij me kijken wat ik aan het
fabriceren ben. Meer om mij te peilen dan om het niveau kokend water in de pan
met aardappels te controleren, want ik heb de hele ochtend nog geen woord
gesproken. Ik trek de woorden uit mijn tenen om op timide en vriendelijke wijze
te zeggen dat ik op z’n zachtst gezegd zeer chagrijnig ben en of met liefde en
handschoentjes vertroeteld moet worden of dat het in het andere geval beter is
een eindje uit mijn buurt te blijven. Juist door de duidelijke woorden die ik
sprak hangend boven een pannetje geurende spinazie laat hij vandaag de
suggestieve opmerkingen achterwege. Van die opmerkingen waarvan hij denkt
altijd een flinke dauw tegengas te krijgen, waar ik normaliter intrap of hem
gewoon gelijk geef om er het mijne van te blijven denken.
Prikkels van buitenaf zijn vandaag funest voor de huiselijke
en wereldvrede. Intentie reist ver mag u weten. U mag van geluk spreken dat u
verschoond blijft van enig schrijfsel op deze dag, het komt er allemaal
pinniger uit als gewoonlijk en dit terwijl er niet één emotie aan ten grondslag
ligt. Ik ben chagrijnig en heb er vele redenen voor, geef me de dag…
Door gebrek aan de wereld die via internet deze gesloten
enclave binnen dringt, valt me alles op dat ik normaal altijd door de vingers zie.
De vele kleine dingen waar alleen ik erg in schijn te hebben, maar me wel licht
verweten wordt als ik het eens vergeet. De troep op de zijkamer dat een project
lijkt te worden a la een grote oude boerderij verbouwen tot een wooneenheid en
10 gites. Ondanks de aanhoudende regen en sneeuw was de kracht van een 3D
ontwerp in opdracht voor klinkende munt ergens eind dit jaar toch belangrijker
als een degelijke logeer- annex werkkamer. Het gebrek aan machine-onderhoud
terwijl Lief ze wel stiekem ‘sloopt’ en vervanging best veel geld kost, een
volgende doorn in het internetloze oog.
En hoelang zou het eigenlijk duren voor er een vriend of
ouder een sms-je stuurt met de vraag of we nog leven, bij uitblijven van ook
maar een enkel signaal via het world wide web?
Om mezelf dan maar met poezelige liefde wat te verzachten op deze
uitzonderlijke dag waarin ikzelf niets heel laat van mijn zo overvloedige
hoeveelheid optimisme, pak ik kettingzaag maat M in de revisie. Op een
inmiddels opgeruimde schoongemaakte werkbank en een brandende ketel die ik toch
heb aangestoken, ondanks het gebrek aan hout als het niet vlot gaat lenteren.
Volgende irritatie; mijn echtgenoot zoeken. Als de hond
thuis is en er één of meerdere kettingzagen ontbreken is hij zagen, uiteraard.
Maar waar? Ik vind hem op de piste, vlakbij huis waar het wandelpad begint met
het verse bordje ‘verboden voor gemotoriseerd verkeer’, de sporen van
cross-motoren en quads nog vers in de natte rotsgrond. Niet beneden bij de
rivier of verderop waar we nog meer eiken willen zagen. Hij heeft een eik
‘omgelegd’, zo miesmeulen we vaak samen en stellen ons voor dat die eik een
stropdas droeg. Hij heeft de kloofbijl er vroeg bij neergelegd, zijn lijf is
moe. Samen die stammen kloven en inladen lukt hem nog wel, dus met wederom frisse
tegenzin steek ik de handen uit de mouwen terwijl katertje DQ denkt dat het
leuk is om onder de al zwiepende kloofbijl door te rennen, maf beest. Die kat
volgt je overal, al doe je de 10 kilometer en komen er wat vreemde auto’s langs
met honden. Boeit hem niet en nieuwsgierig probeert hij in de auto van Roger te
springen die met ons een praatje maakt terwijl ik de heren laat zien dat ik kan
kloven. Ik doe een moedige poging korte
metten te maken met de chagrijn. Met de on-zin van deze dag. Die stammen motten
klein, en de auto in. De grappende mannen mogen even door grappen, ik hak door,
maar het haalt weinig uit.
Uiteraard hoort ‘je extra zorgen maken’, zuchten en steunen
en een lichte motorische stoornis ook bij deze dag. Ik kan niet bij een meeting
online zijn, ik mis mijn medebloggers, Elly, zuster Klivia, de zeer
getalenteerde en wat maffe blogster op Kreta, en nog wat anderen, ze inspireren
me. Ik mis mijn penvriend, die al een anderhalve week op zijn manier verstek
laat gaan. Niks voor hem, maar waarschijnlijk wil hij me wat sparen voor extra
input om mijn hersens over te breken. Ik ben nog net op tijd om hem te bedanken
voor toegestuurd leesvoer in moerstaal, net voor ons uitje van vorige week, per
email natuurlijk. Zijn geest is die nog van een jonge hond, maar dat lijf niet
meer, ik maak me zorgen. Ook kan ik Esther, de hulp van wijlen Opa, geen
bericht meer sturen om haar sterkte te wensen tijdens de begrafenis van morgen.
En zo zijn er meer kleine dingetjes die ik los moet laten op internetloze dagen,
haast stukjes van mezelf.
Boven de muziek uit schreeuwend; Sorry meneer, bennuw
bestelling vergetuh, was ut Kip 9 of kip 7? Kip 7 muts, hoelang bestel ik nou
al bij je? Ok, al een jaar of 4. Dit terwijl ik friet&film voor sta te
bereiden met een glas wijn op aanraden van mijn moeder, de jarige Jet. Ze belde
me eind van de middag, stond nog te rommelen en te foeteren in de schuur op
alles dat er opeens scheef uitziet , alleen vandaag. Ik had haar deze ochtend
op 3 verschillende mobiele nummers, opgediept in het overvolle adresboek, een
felicitatie-sms gestuurd met de mededeling dat we geen verbinding hebben om
haar even te bellen. Mijn broer laat het al jaren afweten op zulke dagen,
attent zal niemand hem noemen. Maar dat ik niks van me laat horen kan natuurlijk
niet. Misschien is het de leeftijd, maar die minstens twee mobiele telefoons
die ze hebben, staan gewoon uit heel de dag. Jammer voor haar, maar haar 65
jaren maken mijn dag niet goed. Het wijntje extra om haar verjaardag te vieren
doen het weer wel goed. De film&friet fungeren als een irish coffee laat op
de avond en ik besluit de dag met het feit dat er een lach over mijn van
chagrijn vertrokken lippen is verschenen en verder eigenlijk geen fluit gedaan
heb. Rust.
Via mijn lieve begripvolle penvriend G;
BeantwoordenVerwijderenPassie als bron van conflict.
De natuurlijkheid van sexualiteit betekent nog niet dat ze geen bron van conflict kan zijn tussen mensen. Spinoza hecht er in zijn politiek denken aan dat mensen leven volgens de rede. Dan beseffen ze hoe nuttig ze zijn voor elkaar. Dan zijn ze bij uitstek verdraagzaam en vreedzaam, en bestendigen ze de welvaart. Tegelijkertijd impliceert politiek denken het analyseren van de passies. Dat is onontbeerlijk, precies omdat mensen niet perfect redelijk zijn. Ook de passionele liefde beinvloedt hoe mensen met elkaar omgaan. En die gevolgen zijn niet positief.
Als de passionele liefde een soort waanzin is, brengt ze eerder tweedracht dan eendracht teweeg. Dat volgt uit de natuurlijke neiging van mensen om elkaars gevoelens te imiteren. Vooral passionele mensen streven ernaar dat anderen hen nabootsen. Ieder streeft er zoveel mogelijk naar dat ieder ander liefheeft, wat hij of zij liefheeft, en ook haat wat hij of zij haat. We vinden dus niet gewoon onze geliefde 'lief', maar willen dat anderen er hetzelfde over denken. Vandaar dat ieder gevoelig is voor kritiek op die geliefde. Het is ronduit pijnlijk als blijkt dat de geliefdem door familie of vrienden niet even hoog wordt ingeschat. Tegelijk vinden mensen makkelijk dat ze recht hebben op een oordeel over anderen. Dat geldt ook voor negatieve gevoelens: vinden we iemand onuitstaanbaar, dan hebben we graag dat anderen hetzelfde denken. Ieder wil dus eigen voorkeuren doen naleven.Spinoza noemt dit een vorm van eerzucht. Het streelt de ijdelheid als we denken oorzaak van blijheid te zijn voor anderen (in het geval van de liefde). Het getuigt evengoed van overschatting van het eigenbelang als we verlangen dat anderen dezelfde persoon haten.
Maar waar ieder wil worden geprezen en bemind, daar haten mensen elkaar. Juist de ego-gerichtheid van de mens in zijn gevoelens voor anderen, brengt behoorlijk wat lijden en ongemak met zich mee.
Er speelt nog een andere dynamiek waardoor passionele mensen het zichzelf en anderen moeilijk maken. 'De zinnelijke liefde die op lichamelijke schoonheid berust slaat licht om in haat.'
Jaloezie versterkt dit nog. Als we iemand beminnen, willen we bemind worden. Gebeurt dat niet, dan is onze eigenliefde gekwetst en dan haten we de rivaal. Wie we beminnen willen we als enige bezitten. De combinatie van deze elementen geeft vervelende gevolgen. Enerzijds vragen we dat anderen ons nabootsen in onze gevoelens. Anderzijds wensen we exclusiviteit. De passionele persoon leeft dus in fundamentele onenigheid met zichzelf, en met anderen.
Dat de persoon door anderen wordt bemind versterkt de begeerte .
** bron onbekend