Ik ben geen bakker van zoete broodjes. Mijn broden zijn stevige broden waar je een dag op kunt werken, ook al eet ik 's avonds twee sneetjes in plaats van als ontbijt en lunch zoals de Nederlandse cultuur 'voorschrijft'. Ik ben ook geen bioloog of kattenfluisteraar, al lijkt het er soms een beetje op. Ik ben ook geen schrijfster, al zou ik dat wel willen zijn. Ik heb maar één vak geleerd, als laatbloeier; ik ben een boomverzorger, door sommige ook wel boomknuffelaar genoemd, vroeger boomchirurg maar dit woord is in onbruik, we opereren namelijk niet. Ik schaar me niet achter Prinses Irene die staande op de grond bomen omhelst en met ze praat. Tuurlijk praat ik met bomen, maar dat gaat op een rationele nogal masculine wijze; die tak mot eraf voor je eigen bestwil, rang-rang (<-- geluid aantrekken kettingzaag), zagen zagen wiede wiede wagen, kraak, knars, zoeffff, plof, tak weg.
Lief en ik vonden vorig jaar dat de buiten-eco-douche toch al snel weer is afgekoeld. Dit doordat er twee flinke acacia's de hoogte in mochten afgelopen 30 jaar om veel zon te vangen dat de leidingen van die douche op het zwembaddak koud laat. Het is fijn om buiten te kunnen douchen en na een dagje zweten en ploeteren willen we geen lauwe douche, maar een lekkere douche. Dus die twee bomen moeten getopt, de kroon eraf. Beide volledig omgeven door klimop, uiteraard de verwilderde versie met doorns waar je akelig van wordt, op de takken zelf mag u weten. (Eén zo'n doorn aanraken betekent dat de scherpste 2mm diep in je huid doordringen en daar blijven zitten om er uit te zweren. Op grijpvlakken van je vingers zeker geen pretje, want je kunt niets pakken zonder een pijnscheut te voelen en anders het geklop van het zweertje. Een pincet heeft geen zin; de doorns zitten een millimeter onder je opperhuid verstopt en zijn zo vaak zelfs onzichtbaar. Ik ga altijd met een speld en een koplampje er rustig voor zitten en peur net zo lang tot ik hem eruit gefriemeld heb.)
Ik heb gewacht op mooi weer zodat de schors met mos droog is en het terrein eronder enigszins begaanbaar voor grondbuddy Marc. Maar gisteren had ik er dan de moed voor; Spullen pakken, zaag nakijken en tandjes vijlen en eerst naar de top voor een veilig anker. Ik moet eerlijk toegeven; mijn materiaal is op z'n zachtst gezegd brak. De kleine Echo kettingzaag heeft eigenlijk al teveel meegemaakt. De kettingbreuk van laatst heeft in het inwendige zijn sporen nagelaten, maar toch lijkt het kleintje nog wel opgewassen tegen het echte werk. Mijn klimsporen zijn voor de beginneling. Dat ben ik ergens nog wel, maar die dingen snoeren mijn kuiten in en je krijgt er letterlijk zeebenen van. Die klimsporen hebben scherpe punten aan de binnenkanten van je enkels, dus is het voorzichtig klimmen, anders zitten die vlijmscherpe ijzeren punten in je kuiten of erger; je klimlijnen. Erger? hoor ik u denken? Ja, liever een gat in mijn kuit, dan een klimlijn aan barrels waar mijn leven aan hangt. Mijn harnas was te groot, zoals mijn zaagbroek. Zulke materialen worden niet voor de peervorm van dames gemaakt. Misschien in de States waar ze, inclusief shipping, net zo duur zijn als een maand boodschappen. Ik liet het harnas verkleinen door Nadine, die dat supergoed gedaan heeft. Maar de D-ringen op dat harnas waar mijn werk-zekering aan bevestigd is, zijn verschoven naar mijn rug, nierhoogte, juist daar waar ik maar op gevoel die musketon aan moet klikken, lastig en niet jedat! Dan de schoenen waarmee ik al jaren doe; Meindles met zaagbeveiliging wat ze meer dan 1500 gram per stuk maakt. Samen met zoveel kilo lijn, harnas en kettingzaag sjouw ik mezelf omhoog en van tak naar tak. En ja hoor, ik ben geen handig licht viervoetig aapje met sterke krulstaart, voel me eerder een olifant die zich niet als Peaches uit Ice-Age in de bomen voort beweegt.
Toch krijg ik het voor elkaar om in twee korte middagen die twee acacia's te toppen, 'kort te zetten' zoals dat heet. M'n grondbuddy hoef ik niks meer uit te leggen, die kiest het hazenpad zodra ik mijn zaagje aantrek. Ik vraag hem vaak om advies, welke tak of tot hoever er nog een stamstuk af mag, voor het eindbeeld vanaf de grond, dat kan ik natuurlijk niet zien terwijl ik me net staande weet te houden op klimsporen op een grove bast. Het is een mooi vak, een prachtvak. En elke keer als er weer zo'n grotere bomenklus voor me is ben ik zenuwachtig. Denk ik tig keer de klim-topografie door, waar natuurlijk niks van terecht komt eenmaal in die boom. Maar elke keer als ik dan daar bovenin aan het zwengelen ben en me ervan verzeker dat ik echt dubbelgoed vastzit om de kleine moordmachine het werk te laten doen, geniet ik. Van het werk zelf, het kunnen, het denken aan de trainingstijd, de cursus die ik deed met enkele groten der bomenaarde, het uitzicht en dan zucht ik vaak even. Want die verouderde beginneling-materialen die brachten me toch maar naar dat hoogtepunt. Een uniek punt.
En toch gaan de eerste verdiensten van bomen verzorgen die ik dit jaar hier ga doen naar een nieuw harnas met mijn maat en fijne lichte werkschoenen. Dan wordt het nog leuker... en lichter!
Ik ben geen routineuze boomverzorger, zal mijn vakgenoten ook nooit te snel af kunnen zijn. Maar het maakt me een bedachtzame verzorger die van beroepsdeformatie weinig last zal krijgen. Ik klim en werk nog steeds als groen blaadje in het vak. Laat dat nou perfect zijn voor hier in de regio waar ze een mannelijke boomverzorger al een wonder vinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten