Eigenlijk altijd een aantal dagen voor een ‘manifestation’ met de gemeente, één waar een wat zware lading aan kleeft, krijgt Marc migraine een uurtje voordat we weg moeten en is dagen van tevoren zo gespannen als een versleten veer. Dus laat ik hem de veer zijn en zijn hoofdpijn wegspoelen door hem in het koele sop van de bergbeek te laten zitten. Ik ga gewoon alleen, niks mis mee. Omdat wij nog niet goed inschatten wat een ‘manifestation sportive’ is, kleed ik me sportief aan en neem ik water en een sapje, deo en een schoon shirt mee. Want sporten eind van de middag in de Franse junizon is geen makkie voor deze noordelijke blondine, en er staat ’s avonds een maaltijd op ons te wachten waar ik wel enigszins fris aan tafel wil zitten. Dat het voetballen wordt wisten we al, iets waar we beiden geen kaas van gegeten hebben, nooit naar kijken of van genoten hebben, alleen als verplicht nummer als Oranje speelde. Zelf voetballen hebben we beide nog nooit gedaan, ook iets waar Marc echt niet voor te porren is. (Misschien als het hem een koopcontract voor ons huis in NL oplevert….)
Ik kom uiteraard een kwartier te vroeg aan en parkeer op een sentimenteel plekje op het terrein van de voetbalclub naast de basisschool. Tijdens onze bezoeken voor aankoop van ons huis hebben we daar geprobeerd draadloos te internetten om de snelheid te testen voor het internet, wat meestal niet lukte. Vandaar; sentiment om er te parkeren, volledig in mijn element, in mijn dorp in mijn auto met Frans kenteken waar iedereen van weet van wie die auto is; La Hollandaise, ook al heb ik een gewone algemene Franse voornaam.
Alleen wat jeugd is al ter plaatse, wat lelledellerige meiden, gewone bakvissen dus, jongens net in de pubertijd op voetbalschoenen, hier en daar een ouder. De parkeerplaats en het voetbalveld worden omzoomd door kort gehouden lindebomen met hier en daar een ook klein gehouden Amerikaanse eik. Het veld zelf is alles behalve plat en heeft geen duidelijke witte lijnen meer, who cares? Om het veld heen onder diezelfde linden staan stenen banken die de tand des tijds prima doorstaan, maar wel vol hard uitgedroogd mos zitten, hufterproof is het geheel zeker. (Alsof hier hufters zijn??) Ik ga maar gewoon zitten op een bank naast het doel dicht bij de parkeerplaats, het veld is leeg, de feesttent erg klein voor een manifestation en ik ga twijfelen of ik het wel goed begrepen heb. Alleen maar jeugd en verder niemand die ik ken. Ach, ik ben er uit, hier op het plateau aan de rand van een voetbalveld staat er een windje en de Franse top 100 met liefdesliedjes dompelt me in een dromerigheid die een herdenking van het één of ander wel eer aan doet. Terwijl mijn oren luisteren naar het melodieuze Frans uit de luidsprekers en ik steeds een mier en een spinnetje van mijn benen veeg omdat ze zo kriebelen, dwalen mijn ogen over het nog lege veld met het wit geverfde kabelhekwerk. Achter het veld, helemaal aan de overkant, staat het gras nog ‘sky-high’, een prikkeldraadhek kan ik nog net zien en daarachter een kudde mooie licht bruine koeien die allemaal met hun kop in het hoge vette lentegras staan. Een lieflijk plaatje, onwerkelijk, want mijn voetbalkennis is er één van toch minstens schreeuwende ouders aan de kant, jengelende kinderen met snoep of chips in de handen, grote bekken van sportliefhebbers met bierbuik of een volle arena a la de spelen uit de oudheid in echte arena’s ten tijde van de gladiatoren. Waar de huidige voetbalwedstrijden die TV-waardig zijn toch wel wat op lijken. Daar past geen achtergrond decor bij van een vredig grazende kudde.
Na een half uurtje komt er een team op het veld met knalgele shirts met rugnummers, een twee turven hoog jochie met nummer 9, een wel heel zwarte knul met hele lange voetbalbenen met nummer 11 en allemaal college-leeftijd, pubers dus. Ze worden gedisciplineerd als team ‘de wei’ in gestuurd voor de warming up. Het rode team –voor het gemak; deze jonge mannen hebben rode T-shirts aan- is met geen stok bij elkaar te roepen en komt druppelender wijs uit de kleedhokken om hun shirt pas aan te doen als ook zij een balletje trappen om warm te worden in een 30 graden waar de zon al voor gezorgd heeft.
Ik krijg gezelschap op de stenen bank van de liefste oudere dame die ik in al die jaren hier ben tegen gekomen. Haar ogen sprankelen, al valt de hemel naar beneden. Zij was het die me overtuigde tijdens het kerstdecoratie-drama terug te komen ’s avonds om er toch gewoon te zijn. Ze bouwt bruggen van gewapend staal, ze verenigt wit en zwart zonder dat het grijs wordt, voor mij zijn zulke mensen helden. Ze klets en luistert, weet ook niks van voetbal, heeft een nichtje van 11 dat jaren gevochten heeft tegen leukemie. “Kijk, daar trapt ze een balletje mee, in die blauwe broek”, terwijl ze naar het grietje wijst met een gouden ring om de dikke wijsvinger. “En ik ben de tante van Thomas, daarom ben ik hier. Fijn dat er nog een plekje vrij is in de schaduw, want weet je, ik heb zo’n last van mijn rug.” De rest van de hele middag houd ik dus goed in de gaten dat mevrouw in de schaduw blijft zitten en verhuis ik later naar haar kant, want die zon draait en er echt in gaan zitten doen de locals liever niet.
L’arbitre –de scheids- is de kaasboer, een kleine iele man met een stiekem-bierbuikje die ik overal tegenkom en waar ik me steeds over afvraag ‘waar ken ik die man toch van?’ Als de dame naast me zegt dat dat de kaasboer is weet ik het weer. Hij gaf me als 10e auto die voorbij raasde een lift, toen de Rode ermee ophield op de parkeerplaats van het restaurant aan de overkant van het stuwmeer waar Harry ons altijd een keer op een etentje wil trakteren. Toch een fijne 15 km naar huis lopen deed mij mijn duim opsteken op een weg waar heel af en toe een auto voorbij komt. De kaasboer was mijn redding. Nu is de kaasboer de scheids, op blote voeten, met een short op half zeven, een T-shirt met een winkelhaak erin en een baseball pet op, who cares?
Maar welk team op het veld is nu wie? Navraag doet wonderen; de Rode zijn ‘van hier’ en de Gele komen uit Toulouse. De broer van V, de moeder die haar zoon verloor vorig jaar, woont en werkt in Toulouse en is ook actief in de voetbalwereld aldaar samen met zijn zoon. Die heeft dit initiatief genomen en is met zijn team naar het noorden gereden voor deze manifestation ter nagedachtenis aan Thomas. (Ik moet even lachen om het beste voetballied dat ik ken, van Louis Davids (http://www.youtube.com/watch?v=LhuS6ehSQx8) veel later meesterlijk vertolkt door Herman van Veen!) Drie keer 3 kwartier plus pauzes blijf ik zitten waar ik zit. Ik geniet van de kalverliefdes die voorbij struinen met een plastic bekertje met cola, van 20 collège-gangers die achter de bal aanrennen. Ik leer mezelf over balbezit en –verlies, over corners, aanstellerietus-aanvaringen en echte blessures, het leed voor de betrokken toeschouwers die hier dus niet schreeuwend en verwensingen roepend met uitgestoken armen met wijzende vingers aan de kant staan, over dat keepen zonder handschoenen echt niet kan maar de scheids wel kan rechteren op blote voeten. Onderwijl onderhouden de oudere dame en ik elkaar prima. Tijdens de laatste drie kwartier zit ‘ons bankje’ vol met 4 dames en het gesprek gaat dan zo snel, dat ik maar weer een blik werp in de verte; grazende kudde koeien die niet op of om kijken als een joch uit Toulouse de bal ertussen uit moet halen. De Rode, wij dus, verliezen met 6-3, maar daar ging het vandaag niet om.
Ik blijf niet voor de maaltijd, dat vind ik nou net ff niet leuk in m’n up. Volgende gelegenheid. Het dorp, voor zover aanwezig, heeft me gezien, ik was erbij, zag de doelpunten en heb iedereen begroet die ik kende. Het was een top-wedstrijd, voor mij, en een waardige herdenking. Voetbal is gelijk aan het verlies van een dorpsgenoot en een stukje geschiedenis dat ik nooit zal kunnen vergeten. Ook al kende ik de jongen niet, nu ken ik hem wel. En die koeien? Die zullen ter zijnertijd wel op mijn bord liggen, maar die waren er ook bij!
Wat een bijzondere bijeenkomst en wat beschrijf je het weer prachtig. Ontroerend...
BeantwoordenVerwijderen