Dat 'FF', eventjes, een paar dagen. In een oud vehikel uit 91, altijd gebruikt waarvoor het voertuig gemaakt is, een 4x4, four-wheel-drive, auto en niet zomaar één, de Rode.
Ik meen me te kunnen herinneren dat ik de derde eigenaar ben van deze Landrover Defender 110 Pick-Up, bijna een mond vol. Ergens in 2007 aangeschaft als werkauto voor mijn ZZP-erschap als tuin- en boomonderhouds 'vakvrouw'. (Ik ben alles behalve een echte vakvrouw, ondanks dat ik mijn diploma's en certificaten bezit en enige werkervaring, maar voor iemand van mijn leeftijd en tevens met de sticker 'herintreder' zal ik in het groene-vingers-land nooit echt mee gaan tellen. Ik geef toe, ik heb een gebrek aan ambitie, waar een niet nader te noemen spreekwoord in mijn geval volledig terecht is, het klopt als een bus.)
Zodra we het zeker wisten dat we moesten verhuizen zonder ingehuurde middelen zoals een vrachtwagen met onze boel, werd ook duidelijk dat dit rode oude beest op wielen de last zou moeten gaan dragen. Zoals een muilezel nu eenmaal geboren wordt als lastdier, niet als vertroeteld wezen in een wei die teveel ziekmakende lente-vitamines binnenkrijgt door het net even te vette gras. Deze wagen is ook nooit gespaard, zeker door ons niet. Trekken en duwen moet ie, slepen, dragen, op het dak of drie eikenstammen erin. Starten met -21?? Geen probleem, door de bergen zwoegen met een zware aanhanger? Ja best, de wagen gaat niet hard en tuft dan lekker achter de vrachtwagens aan op de langzame strook, kost een vermogen aan diesel, maar verhuizen kan die wagen wel. Net als bomen van de helling trekken, hekken strak trekken, stenen versjouwen, als een tractor ploegt het ding door de aarde als het moet. Grof werk en dat is ze gewend. Niet onverslijtbaar, en alles om de motor zelf heen zal al wel eens vervangen of gereviseerd zijn. De vorige eigenaar is op alle fronten een expert, dus wat willen we nog meer? Maar die motor, die een diep geronk laat horen, vaak melodieus vergezeld door rammelgeluidjes, los zittende dingetjes? in de cabine, rijwind en mijn eigen gedachten als ik me weer even één laat worden met een machine van dit kaliber heeft een aanzuigende werking op de reiziger. De pijn die ik moet lijden om mezelf met haar van hot naar her te laten rijden incasseer ik moedig en zonder al te veel gemor achteraf. Vorige week woensdag vertrok ik na het middageten 'halsoverkop', want de garage heeft de juiste onderdelen niet op tijd binnen om de Blauwe reisklaar te maken. Omdat ik afspraken heb wil ik echt op tijd in Nederland zijn. Dan maar een reis in twee happen met een hotelovernachting tussendoor. Iets waar ik niet van houd, maar nood breekt wetten.
Om twee uur 's middags stapte ik in de Rode zonder degelijke voorbereiding, maar met een mogelijkheid om verder los te komen van mijn groeiend onvermogen om me te mengen onder de mensen die ik achterliet in Nederland, door het aan te blijven gaan. Toulouse is een onbekende grote stad waar ik me half mei in waagde, ook daar heb ik moeite mee als ik al die drukte aanschouw en me afvraag of we niet allemaal eenvoudige mieren zijn die niet weten dat ze in een matrix leven? Als ik mijn eigen matrix bezie, tijdens dat afzien in een spartaanse auto a 13 uur maal 2, ben ik daar niet somber over, misschien zelfs wat narcistisch maar toch zeker niet negatief. Maar de brug die er afgelopen jaren nog met de 'moderne wereld' was -tis maar hoe je het bekijkt- , is toch aardig afgebrokkeld en wordt versmald zodat het jongleren voor mij nu eerder een must is in plaats van een zoektocht naar de balans van het Nederlandse Française zijn, of Nederlandse of toch steeds meer een Francaise met Nederlandse achtergrond, vreemdeling, daar en hier. Of hier en daar, het is maar hoe je het bekijkt. Mens blijf ik, dus ook een onverwoestbaar stukje liefde voor mijn achterland waar ik niet omheen wil. Dus nu ook rijd ik de 1100 kilometer met fris gemoed, want die polders en molens van de Alblasserwaard en de charme en historie van de Drechtsteden met al dat water in slootjes, meren en rivieren, kreekjes en knotwilgen blijven me influisteren dat ik een Nederlandse ben. Ik hoef geen paspoort om dat te weten en te ervaren, ik hoef het niet met een donker rood boekje te bewijzen. Daarom ook met een beetje familiehulp kan ik naar Nederland om wat spullen op te halen, eigenbelang maar ook een poging om er voor mijn familie te zijn. Het is misschien slap, zo even vluchtig twee keer per jaar.
Maar naar Nederland rijden gaat nog prima, ik 'vreet asfalt met mijn Rode' en daar geniet ik van, zelfs de snijdende pijn die langzaam al stootjes gevend van mijn ene bil naar de voet glibbert. Mijn nek is stijf en ik moet mijn lijf proberen te ontspannen, zo ver hoef ik niet, Orleans is ver genoeg of iets verder en misschien net boven Parijs. Het is bewolkt, dus geen scherpe zon in mijn ogen en een koele wind door het half open raampje, ik zjoef voort met een 100 per uur, kilometers maken in deze auto is ergens een feest, want ze doet het toch maar 'ff', bietje olie erin en daar gaat ze. (Dat het in het Frans de vrouwelijke naamval heeft en omdat auto's vaak teder en liefdevol gekoesterd worden alsof 'ze' onmisbaar en waardevol zijn, doet me schrijven over 'ze' als ik over de Rode babbel.)
Bij Clermont Ferrand trek ik een ticket voor de 'péage' naar Parijs en zie een lifter staan. Een jonge knul, misschien 23 lentes jong, met een nieuwe gevulde knalrode trekkers rugzak, houdt een kartonnetje omhoog met in pen 'Paris' erop gekrast. Blij legt hij de rugzak in de bak op de stoffige triplex platen die de bodem vormen van de pick-up. Fris 'gassie', piekhaar, studentikoos gezicht met nog de scherpe trekken van de adolescentie en een stel heldere sprankelende hazelnoot bruine ogen. Spreekt nog geen drie woorden engels, dus ik ga mezelf wat tijdverdrijf geven met een les 'Franse Conversatie'. Dimitri blijkt de auto prima te vinden, hij verheft zijn stem om boven de herrie van de Rode uit te komen en zo wisselen we lifters-hoffelijkheden uit en vragen we elkaar de oren van het hoofd over cultuur- en taalverschillen. De 22 jarige gaat in z'n up een tijdje 'hiken' in Bulgarije en heeft een retourtje met de bus geboekt vanuit Parijs. Een gezellige rit die snel en vlekkenloos verloopt en mij in 7 uur in Parijs brengt en hem afzet ergens na een afrit van de periférique. Ik vertel hem mijn goal voor deze woensdag, 'ik wil graag om elf uur op een hotelbed zitten, eens diep zuchten, mijn wekker zetten en omvallen, desnoods met het licht nog aan', want ik ben lijfelijk doodop. Mijn geest en ogen zijn nog helder en fris, waar ik mezelf wel over verbaas. Tijdens de schemering rijd ik de Parijse rondweg weer op, het is al redelijk rustig in de straten en op de periférique, maar het gaat regenen en de stokoude tomtom die we nooit geupdate hebben ligt rechts op mijn handtas op het middenstoeltje en geeft dat felle licht af dat afleidt van de weg. Ik gok op de hotels rond vliegveld Charles de Gaulle en sla op goed geluk de weg af richting een Z.I., zone industrielle. Misschien ken je die terreinen wel, met grote bedrijfspanden en hotelcomplexen met een snelle maaltijden restaurant in het midden, of in ieder geval op loopafstand van alle hotels in diverse prijsklasse. Ik wurm die grote bak met overwerkte motorhitte door de slagboom de bocht om naar de achterkant van het hotel in de hoop ergens een parkeerplekje te vinden. Het is inmiddels bijna donker, maar alle verlichting op de hotels zelf en de lantaarns in de plat gelopen perkjes tussen de parkeervakken in laten me net genoeg licht om de Rode op een hoekje achteruit in te parkeren tussen bijna alleen maar grote bedrijfsbusjes en andere net zo grote logge wagens als die van mij. Ik neem alleen mijn handtas mee om in te checken. Vijftig euro zal ik kwijt zijn voor de nacht en het asfalt een potentieel gevaar minder, al met al speel ik dus moreel wel quitte. De receptie ruimte van het goedkoopste hotel dat ik als eerste binnen stap staat vol met reizigers met enorme koffersets in de meest algemene kleuren van opvallend rood tot ingetogen donker groen en blauw en muisgrijze draagtassen met veiligheidssluitingen. De man achter de balie gaat als een speer, hij lijkt van zijn werk als receptionist bij een niet echt gerenommeerde hotelketen te houden zoals hij met hart en handen de mensen naar hun kamer regelt vanachter de bescheiden gele balie. Even sla ik het gade met mijn rug haast tegen de glazen voordeur terug geduwd door de drom mensen die nog voor me zijn. Ik geef toe dat de hal niet echt groot is, maar de 20 wachtenden doen me voorkomen als 50. Met bewondering voor de man achter de balie stuur ik mijn achterban een berichtje dat ik in de rij sta in een hotel en dus veilig en voorspoedig voorbij Parijs ben gekomen na mijn late vertrek. Ik observeer met een beursgereden lijf de medereizigers voor me, waarschijnlijk net zo moe, maar soepel genoeg rustig op hun beurt te wachten. Ik vind hotels maar niks, de massa-kamers met de fantasieloze inrichting, ik kan er niet altijd aan ontkomen. De Blauwe Landrover is een camper, dat is een 1000-sterren hotel zonder boete van 68 euro voor het roken van een sigaret of 6,95 extra voor een ontbijt dat ik meestal oversla. Een man met warrig verwaaid bijna grijs haar dringt zich door de mensen naar de balie en vraagt hard genoeg of er nog kamers zijn. 'Non, c'est complait.' roept de receptionist al licht vermoeid. Okee, het dringt ietsjes later dan in de fris en fruitig-mode tot me door dat ik dus al een 15 minuten voor niets heb staan wachten. Te moe om me te bedenken dat al die mensen in die hal een nette reservering hebben gemaakt. Op naar het hotel ernaast. Zelfde verhaal wat de overvolle parkeerplaatsen verklaart en de drukte zo laat in de avond, want het is tegen elf uur, volledig donker, het miezert en rond die luchthaven waait de wind met kracht tussen de hoge hotelgebouwen door. Heel langzaam voor het doen en laten van mijn brein gaat er iets dagen, iets wat ik onwaarschijnlijk achtte, een doomscenario dat deze Maria zonder Jozef echt geen plaatsje kan vinden in alle enorme herbergen. Het is niet omdat Nederland deze avond tegen Duitsland voetbalt, maar er is iets groots in of rond Parijs dat alle eenvoudige hotelkamers bezet, volksstammen, want in het derde hotel dat ik aandoe op het enorme complex, wat me dan weer wel even de pootjes laat strekken en de Rode uit laat puffen, krijg ik hetzelfde verhaal met dezelfde zogenaamd spijtige uitdrukking op het gelaat van de receptionist die me professioneel uit de brand probeert te helpen door omringende hotels te bellen om te vragen of er ergens nog een kamer vrij is. Dit zonder succes en met een uitrij kaart -te lang duurde het wachten en aflopen van de hotels waardoor het gratis kwartier verstreken is- rijd ik kwart over elf het complex weer af, de industriële zone uit en probeer de oprit te vinden in het natte zwart van de komende nacht. De tomtom zal me ten alle tijden om laten keren als er een wegomlegging is en deze valt me dan ook ten deel als ik een voorlopige aanvang maak van de 2e rit van rond de zeven uur. Eigenwijs volg ik de gele borden met het duidelijke woord 'déviation' die geen einde schijnt te hebben maar me wel op de goede snelweg richting Lille terecht laat komen.
Elke keer dat ik het icoon voor hotel op borden langs de weg zie, ga ik bij mezelf te rade. Of mijn ogen prikken of dik zijn en moe aanvoelen, nee dus, opmerkelijk. Hoe het met de concentratie zit, prima, want de weg is hoegenaamd leeg en de Rode ronkt gestaag door met 110 per uur terwijl het weer rustig is en de wegen inmiddels droog gereden. Tolwegen zijn veelal aardig strak en deze auto leeg en niet zo lang geleden goed gerepareerd.
Mijn lijf doet overal pijn, maar dat doet geen afbreuk aan een instinct om met het verstand op nul, een geavanceerde cruise-control in mijn rechtervoet en haast één met de verrotte stoel waar ik inmiddels haast wortel in geschoten heb, naar Nederland te sjezen. Ik laat die pijn voor wat hij is en let gewoon op de weg en -weer- mijn gedachten. Bij Lille besloot ik maar gewoon door te rijden. Een half uur over de grens van Nederland wacht me een huisje in een polder omringd door bos met slootjes omzoomd met knotwilgen en een geschrokken snaterende eend in de verte met een scherp antwoord van de pauw die daar woont.
Maar eerst nog 'ff' België, waar ik tank en in het Vlaams een 'ticketeke' vraag en een broodje koop die ik met een bak koffie uit een strak kleurig automaat haal. Ik dacht tijdens het rijden die eerste 40 kilometer Vlaanderen in, dat het iets in de auto was, een stank als net ietsjes uitgedroogde hondenpoep. Op de parkeerplaats waar ik mijn koffie drink en broodje hap ruik ik het weer en iets sterker. Zou het iets zijn dat onder mijn sandalen kleeft? En ik bekijk de rubberen onderkant van dit superschoeisel, maar die zijn zo schoon als dat een schoenzool kan zijn als je er alleen schone straat aan blootstelt. Door heel België tot aan de grens toe blijft de misselijk makende lucht in de cabine hangen, maar het resterende half uurtje over een lege zesbaans rijden is een waar genoegen. (Ik schrijf ook wel eens positief over Nederland, deze keer dan.)
Je begrijpt het al, ik stap donderdagochtend om half 4 in bed, op een slaapbank die lekker groot is onder een lekker warm dekbedje, mijn lijf voelt gemangeld, maar ik ben toch dankbaar dat de Rode me nog nooit heeft laten zitten en trots laat ik alles los, morgen weer een dag.
Het 'FF' terug naar huis met een nette vertrektijd van iets voor zessen in de maandagochtend.
De olie is nagekeken en ook haar spanning van haar vier bandjes gecontroleerd. Een vriend die ik aandeed in Nederland vroeg zich af of ik niet vaak ben aangehouden op basis van de uiterlijke staat van deze wagen. Lachend kan ik hem vertellen dat deze auto nog altijd de technische keuring haalt met de speciale pollution-keuring, glansrijk verlaat de Rode de garage als de keurende ogen klaar zijn en de sticker op de vooruit wordt geplakt die je verzekering geldig doet blijven. Misschien met de Franse slag, maar hoe langer ik hier woon, hoe meer dat spreekwoord zichzelf ontkracht. Maar dit terzijde.
Ik verlaat mijn gerieflijke onderkomen midden in een Zuid-Hollandse polder, het is dat er geen woonvergunning op verleend kan worden -ach, kan wel, mag niet natuurlijk- anders had ik daar ook best graag willen landen. Maar mijn thuis roept en Nederland blijft me overvallen, op de één of andere manier jaagt het land me na een paar dagen weg. Ik kan er niet exact de vinger op leggen, het zijn zo vele dingen die ik nu pas kan zien en voel me er in no time een vrije vogel door, een geverfde vogel misschien zelfs wel, even refererend aan het gelijknamige boek van Jerzy Kosinski.
Met nog spierpijn hier en daar van de dag en nacht van de reis naar Nederland brom ik om op te warmen met 100 naar Antwerpen waar ik in een startende ochtendspits terecht kom en mijn tomtom me niet laat zitten wat aangeeft dat de wegen wat aan het verjaren zijn in België, en mij moeiteloos door Antwerpen wil loodsen mits het niet plots zou veranderen midden op de ring van de havenstad. (sorry noorderburen, ik heb wel een hoge pet op van jullie kunst, taal en cultuur die zo ontzettend veel identiteit uitdraagt, maar de Belgische wegen !#@!%$ ) De lucht wordt eerst asgrauw terwijl een half uur daarvoor ik de zon op zie komen als ik op de A16 richting de grens rijd. Dan dromt er een vleug paars doorheen en nog donkerder kleurt de hemel glinsterend met de reflecties in de druppels op de voorruit, de interval doet het niet, dus bedien ik bij lichtere regen de ruitenwisser zelf als interval. Ja, de Rode is oud en zo'n ongemakje door ouderdom, een klein falen, zij haar vergeven, net als nog een lange lijst met van-die-kleine-dingetjes, die we niet repareren, 'het gaat zo toch ook prima?'.
De pleuris breekt uit nog voor ik van de ring af ben, lichtflitsen overal om 'ons' heen, ja 'ons' ik was niet alleen op die ring op dat tijdstip en deze maandag. De donder voel ik bijna terwijl de bliksemschichten de snelle ruitenwisserstand bij kunnen benen, grote plassen, remmende auto's op onverwachte momenten, kleine echte Defender ruitenwissertjes, als dit een tijdje zo blijft, kost me dat veel energie.
En het bleef zo net als de uitgedroogde geur van hondenpoep op de heenweg in het karakteristieke land waar ik altijd zo snel mogelijk in ene ruk doorheen schiet. Na Lille wordt het droog en klaart de lucht wat op tot een aaneengesloten wolkendek dat gejaagd door de wind de structuur van de grijze lucht continue verandert. Ik zie weer franse kentekens, ergens voelt dat als een geruststelling, ik ben hier verzekerd, kan me verstaanbaar maken, voel me er gewoon thuis. Ik kan niet veel heroisch toevoegen, of hoog opgeven over de Fransen. Er zijn natuurlijk dingen beter, maar net zo veel slechter geregeld of gewoon niet aanwezig. Het is geen kwestie van ratio dat ik voor deze regio en dit huis koos in dit land. Het is eigenlijk alleen maar een gevoel. Het vertrouwen dat ik heb in die oude bak die er als schroot uitziet, helpt me te rijden met een auto-pilot au naturel zodat ik dat eerste lange stuk tussen Lille en Parijs rond elf uur kan bereiken. Toch zo snel mogelijk in alle respect voor de auto z'n capaciteiten. Niet harder dan 110 en soepel één worden met het vehikel. De bestuurdersstoel helpt me een handje door mij te laten voelen hoe zij zich voelt na 21 jaar trouwe dienst, pijn en overal en in alle spieren. Deze pijn begint ongeveer na 2 uur rijden. Kussentje onder me en in mijn rug baten niet voldoende. Maar thuis wacht een blije echtgenoot en levendige beestenboel, daar heb ik wel wat voor over ook al ligt de heenreis me nog vers in het geheugen. Nog voor ik officieel op de periférique terecht kom, staat het verkeer al zo goed als stil. In de bocht naar links voor je in kan voegen op de ring, probeer ik mijn auto aan de kant te krijgen voor de hulpdiensten en politie die een vierde rijbaan vrij maken om naar het ongeval te kunnen, midden op de ringweg net voor de spits van 'midi'. Om precies op dat middaguur Parijs uit te zijn zie ik nu als een droom vervliegen en verveeld rij ik steeds een metertje. De scootertjes zijn lekker smal en je moet alert blijven, zeker als het een beetje gaat rijden, dan geven mensen gas en willen even van rijbaan wisselen... Oh la la, un'accident!! En voila, na nog geen kwartiertje rijd ik langs de plek des onheils, aan de andere kant van de dubbele vangrail, 2 auto's en een scooter met erg veel schade erom heen en opgewonden, geschrokken mensen. Ik ben verheugend genoeg wel precies om 12 uur Parijs uit en maak me op voor het zwaarste stuk van zo'n ruim 400 kilometer asfalt vreten om afslag 28 spreekwoordelijk te omhelzen in licht bewolkt weer en een aangename temperatuur met uitzicht op mijn eigen bed met spinnend spul en m'n maatje snurkend dichtbij.
Boven een grote stad langs de tolweg ga ik even pauzeren. Ik wil graag een eenvoudige warme hap en een koffie en laat zo de motor even afkoelen zodat ik de olie kan controleren. De sloten van de portieren, die al deels van binnenuit zijn weggeroest en de kapotte rubbers opvult met dit gruis, zijn een beetje lam, maar alleen thuis kunnen we de deuren open laten, de sleutels erin, ergens anders en langs de wegen al helemaal niet, dus de sloten zijn flink gebruikt afgelopen dagen. De passagierskant kan al niet meer dicht met de sleutel, ergerlijk, maar het zij haar toch vergeven. De sloten hebben nog niet desastreus gefaald, tot vandaag dan.
Ik sluit alles af en loop naar binnen, een rondje, snuif een etensgeur op, doe eerst een plas en ontwijk de spiegels als ik mijn handen en polsen was en koel. Bestel een hap staand aan de bar, ik zit vandaag al genoeg en moet nog vier uur sturen, het is pas twee uur, eet het rustig op met een plastic vorkje en drink er een fles water bij leeg om vervolgens koffie te drinken uit een stenen kop en schotel in plaats van uit een apparatenbekertje, filterkoffie, no-nonsense, daar knapt een mens van op. De zon is doorgebroken en nu gaan de sandalen aan de voeten en het warme shirt uit. Ik draag een licht legergroene dunne broek, legerhemd van Marc en zijn jas met Nederlandse vlag op mijn schouder. Boots eronder maken de verschijning compleet in de oude grove hoge roestbak. Bekijks is vaak leuk, maar deze keer wat minder als ik het portier al geopend heb om de motorklep te ontgrendelen en de deur toe laat vallen zodat ik de olie kan gaan controleren. Mijn handtas gevuld met typische reiszaken, en andere Tien-snuisterijen die ik gewoon bij me wil hebben als ik zo hals over kop de reis maak, waaronder een leuk heel oud mes, recent geslepen op vakkundige wijze met een licht houten handvat. Alleen voor mijn gevoel, alleen de intensie ter verdediging in geval dat... Niet dat ik bang ben uitgevallen, dat niet, en soms onderschat ik mezelf of juist de ander. Ik heb nog een doekje nodig voor dat oliepeil, dus ik probeer de deur weer open te trekken, want die staat op een kier, denk ik. Mis, net in het slot gevallen met het knopje lam omlaag gezakt, echt op slot, sta ik dan met de goed gevulde handtas zonder dat ik de auto in kan met de sleutels die ik voor het controleren in het contact gestoken heb. Ik probeer nog wat met dat mes, kijk niet op of om dat ik ermee aan mijn eigen auto sta te prutsen om die deur open te breken. Het lukt niet, dus ga ik mijn lief maar even bellen. Die weet raad en laat me proberen het slot van de passagierskant open te maken met dat mes. Sta ik dus midden op de dag met een groot mes al telefonerend mijn eigen auto open te breken.............. maar ik kan wel verder. Net als ik gesetteld zit en me weer geworteld voel op pijnlijke wijze en doorschakel naar haar twee om deze stop te verlaten zie ik weer een lifter staan;
Grote brede vent met niet zoveel vet als dat zijn ronde kort geschoren kop doet vermoeden en hij glimlacht onzeker als ik naast hem stop. Of ik zuidwaarts ga met mijn ja als antwoord. Klep van de bak weer open, enorme leger plunjezak van die woestijn getinte camouflagestof op alle andere spullen. Het mes ligt nog op het middenstoeltje, half onder mijn handtas met daarop los de tomtom, maar ik zie wat hij ziet als hij in de auto stapt. Hij past maar net in de ook aardig versleten passagiersstoel en zijn hoofd raakt bijna het plafond. Ik voel hem grijnzen en een snelle blik opzij bevestigd dat. Dat mes of het spanningsveld tussen twee mensen? Verder gaat hij als een groot kind met zijn enorme jatten van handen, waarop kleine rechte blonde haartjes oplichten in de zon in zijn schoot, als een schooljongen in de gordel zitten. Van binnen grinnik ik gezellig mee, want deze vent gaat volgens een ingeving van mij gebaseerd op zijn voorkomen terug naar het vreemdelingenlegioen 'station' Toulouse. En natuurlijk kan ik me verschrikkelijk vergissen, maar ik ga het wel vragen. Het kan hooguit een schaterlach van ons beide tot gevolg hebben als ik teveel fantaseer, maar ik moet en zal het weten. Ik flap niet de vraag eruit maar suggereer mijn sterke vermoedens. Als ik ooit had willen weten hoe een Fransman eruit ziet als hij er 'gobsmacked' bijzit, is die honger naar kennis ook weer bevredigd en zijn gezicht spreekt boekdelen, ook de strakke maar vriendelijke grijns met de lippen stijf op elkaar in dit imposante gezicht van militair uit het vreemdelingen legioen met bijna eng opvallend groene ogen in een gezond maar oververhit gezicht met de zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd. Hij wil en mag er waarschijnlijk niets over kwijt, dus babbel ik wat meer en laat hem een tukkie doen, wat ook hij kan in deze half open lawaaierige terreinwagen die trouw asfalt sabbelt. Ik tuf verder en de tijd vliegt door deze rustige en stille aanwezigheid van iemand die me eerder zou beschermen dan dat hij kwaad zou doen. Hoewel ik er niet aan twijfel dat hij een beroeps is als we naar het onrechtmatig kwaad kijken dat mensen elkaar aan kunnen doen. In Clermond Ferrant wil hij eruit en ik ben 'bijna thuis', zo voelt dat als ik nog maar drie uur rijden van huis af ben. Op de heenweg is die tijdseenheid precies hetzelfde. Ik zal vanaf Lille altijd in één ruk doorrijden naar Nederland.
Dromerig en toch al aan mijn reserves toe voeg ik me even toe aan een lange staart rustig rijdende auto's in verband met wegwerkzaamheden. Gedurende al die kilometers pas ik me aan en even droom ik weg en geef ik gas bij om dat grote gat in de staart met verkeer wat op te vullen, FLITS! Shit! Mijn eerste boete in Frankrijk, grrrrrr. Ik was nog clean en Marc doet er héél af en toe ook één... of twee. Ik was gelijk weer wakker en en begin nu te horen dat de motor zwaarder gaat brommen. Ze moet niet alleen zwaar werken in het prachtige vulkanische gebied waar ik door mag -tis heel erg geen straf om dit gebied te moeten zien zo dicht bij huis- maar de bodem van de olie is niet ver meer. Ik weet wel dat ik het makkelijk haal en toch moedig ik de auto aan.
Want och, zo'n oudje die ik nog zo kan gebruiken is me goud waard, de Rode, hoe lang nog? Gaat ze de 500.000 km halen op de zo stoffige teller? Ik ben stipt zeven uur thuis gelijk met Marc die net terug komt van de tandarts. Mijn lijf voelt verrot en dat wordt er vakkundig uit gemasseerd. Bijpraten en alle spullen een plekje geven die ik in de bak heb verhuisd.
'FF' heen en weer, liever nooit meer in de Rode, aangepast werk vanaf nu, ze is met pensioen!
een meer dan waardig afscheid van de rode, na een leven van hard werken en een mooie tocht ter afsluiting! En hoe kom je er bij dat jij geen ambities hebt??? Hoeveel mensen zetten dromen om in werkelijkheid en hebben de ambitie puur te leven? Groetjes aan Marc....
BeantwoordenVerwijderenAlfred
Ja... gut... daar heb ik in feite niets op terug Alf ;-) Bedoelde 'ambitie' meer in de zin van een vak waar je echt brood mee verdient in plaats van het zelf te bakken, hahaha....
BeantwoordenVerwijderen