Het is nog donker als ik opsta. Marc laat ik nog even liggen, het was laat gisteravond en vergezeld met de rijkelijk vloeiende wijn en het haardvuur, is het heerlijk om in de vrieskou er alleen op uit te gaan. Ik por het vuur aan en hang de ketel erboven voor een mok eikeltjes-koffie. Het droge hout vat gelijk vlam en onderwijl neem ik een kattewasje en kleed me aan. Een stevige warme broek, fijne wollen sokken en warme laarsjes. Meerdere lagen met een wollen trui houden de slaapwarmte een beetje vast. Zodra het water warm is, vul ik een warmhoudkan met de geurige donkere koffie en stop hem met wat bruin brood in de reistas. Wat gedroogde vruchten en een stuk ham voorkomen dat ik te hongerig word en een oud stuk wittebrood is voor Raylasse.
Raylasse wordt al oud, maar zijn hoefjes dragen mij nog graag. Als hij maar niet weer een ochtendhumeur heeft, want dan schieten de twintig kilometers niet op die we te gaan hebben. In het stalletje heerst nog stilte. Raylasse heeft me al aan horen komen en draait zijn grote zachte oren naar achteren richting de staldeur. De kipjes boven mij op de vliering schrikken op en met wat getok en geschuifel keert de rust weer terug. De haan echter slaat direct aan het kraaien en ik probeer hem nog te sussen voor hij iedereen wakker maakt. Voorzichtig hoor ik de eerste ochtendvogels en het gekras van een vlaamse gaai. Ik heb de lantaarn nog wel even nodig om zijn zadeltje te pakken van de stok in de muur helemaal achterin de stal. Raylasse zijn broer staart nog sufjes voor zich uit, die is nooit te porren voor een lange ochtend-wandeling. Maar hij zal later deze ochtend toch echt met Marc aan de slag moeten, het gekloofde eikenhout moet naar boven via de lange slingerpaadjes door het dal. Stokoude poes Aai draait zich nog eens om in het stro. Ze lijkt te zeggen met dit gebaar dat het haar tijd wel zal duren. Ik kroel haar kin en spinnend sluit ze haar ogen. Raylasse krijgt zijn leren halster, dat verzacht is door donkerrood koord en perfect aansluit op zijn hoofd door het jarenlange dragen. De kwastjes van wol met linnendraad omwonden geven het grijzende dier wat kleur en hij laat het zadeltje geduldig rond zijn buik vastsnoeren. Een klein dun zadeltje hebben we lang geleden voor hem laten maken, voor zijn comfort en vacht en voor het zitgemak tijdens het berijden. Plots hoor ik gesnuif en geritsel buiten. terwijl ik me omdraai zie ik de lichterowrdende buitenlucht mijn ademwolkjes wegdrijven in de koude ijzige lucht. Het is Fivo, de hond die altijd waaks is en kan sluipen als een slang en als een duveltje uit een doosje zelfs ons steeds weer weet te verrassen. De lucht loopt over van diep nachtblauw naar lichtblauw tot oranje toe. Het wordt een prachtige, maar koude dag zo te zien. De kale zwarte takken die zich al afsteken tegen de heldere lucht, vol bevroren druppels en hier en daar een wit uitgeslagen spinnenweb, geven het bos de winterse 'look' die het bruine van de aarde en het verterende blad mooier doen uitkomen. Raylasse briest van ongeduld, hij zal het koud hebben met de deur zo open en wil gaan lopen. De oude bekende route die hij al ruim 10 jaar bijna wekelijks loopt, of hij moet zijn nuk-dag hebben, dan krijg zelfs ik hem met geen mogelijkheid uit zijn schulp en stal. Stuurs staat hij op die dagen met zijn achterste naar je toe, zwiept met zijn oren en schudt zijn zware hoofd op en neer. Geeft dan al snel zijn broer een knauw in de rug en schopt een keer naar achteren. Maar nu, vol initiatief, neemt hij de eerste stappen naar buiten. Ik beveel Fivo naar huis te gaan en daar te blijven. Met de kortbehaarde gevlekte puntige staart richting grond drentelt de reu naar boven. Hij kijkt nog 1 x achterom, hij zou zo graag eens meegaan. Naar wat het vrouwtje gaat doen met die grote viervoeter, want hij mag nooit mee. Zodra ik achter de stal vandaan op Raylasse het stalpad oploop, wordt de berg recht tegenover mij al zwart afgetekend door de naderende zon. Het zal nog zeker een uur duren voor ik hem kan zien.
Ik ben dan al een fijn eind op weg naar het stadje op het plateau. Ruim 600 meter moeten we stijgen voor we zo hoog zijn en het pad is niet meer onderhouden sinds het uitbreken van de pandemie. Ik verbaas me nog over de snelheid waarmee het virus om zich heen greep. Ik zie nog de krantenkoppen in Le Figaro, "geen paniek" , "voor 1 miljard geinvesteerd in vaccins" , "Griep-virus onder controle?". Het ging aan ons voorbij, net na die regressie verhuisd naar hier en onze balans in het isolement gevonden. Via het dichstbijzijnde gehuchtje af en toe eens een krant gekocht en ons op de hoogte laten houden en het dagelijks leven in het stadje waar ik nu nog steeds naar onderweg ben. Met een week wereld- en regio-nieuws en de ruilhandel-boodschapjes om het weer een weekje luxe te hebben. Maar de wereld is niet meer die zij geweest is. Niemand had ooit kunnen denken dat wereldwijd, het bevolkingsaantal zó zou halveren. De wereld stond in brand en iedereen was de regressie gelijk vergeten. Miljarden en miljarden werden er gespendeerd aan kostbare en vaak nutteloze onderzoeken naar de oorzaak van het virus. Onderwijl was de rest van de wereld murw gemaakt met al die doden, ongekend en groots. En aan ons ging het meeste voorbij. Ook wij hebben lang iedereen gemeden, verstookt van nieuws en verandering van spijs.
Maar de zon maakt nu weer zijn fel omrandde bergruggen, de kappen met hun eeuwige sneeuw en samen met de maan hun spel met de seizoenen. De wereld is niet gekanteld om haar as, zij staat nog steeds zoals ze altijd stond. Het lijken de mensen zelf te zijn, die ten onder gaan door de natuur van moeder aarde. Zij die het begrepen moesten mee, geen onderscheid werd gemaakt. Zodra ik de echte zonnestralen van zijn randje net boven de berg opvang, stop ik even voor wat koffie. Ik heb tijd zat en het is pas 9 uur. Ik drink de koffie en neem wat brood, Raylasse krijgt ook zijn stuk. Niet te veel, want op de markt weet hij zich al verwend met lekkere dingen van de 'groenteman'. Ik trek m'n sjaal iets losser, m'n eerste eigen breigoed als herfstklus 's avonds als het donker is en de verveling toeslaat na de drukke oogsttijd. Ik probeer de geasfalteerde wegen te vermijden, Raylasse en ik vinden het maar niets en zoeken zonodig de bermen op.
Na 4 uurtjes en 600 meter hoger begroet ik de hoofdknik van het mannetje op zijn stoel. Hij zat al dagelijks op die stoel, soms nog met een paraplu naast zich tegen de muur. Zijn wandelstok schuin tegen de linker binnenknie geleund, alpinopet op, geruit vest en netjes gepoetste schoenen. Nog nooit hebben wij 1 woord gewisseld met elkaar. Een knik, soms met glimlach kon ik krijgen. Een welgemeend 'bonjour' meest breed geluidloos lachend kreeg 'het mannetje' terug. Hij lijkt vandaag weer geen dag ouder geworden te zijn, meesterlijk om de kunst van het leven en te zijn zó te beheersen. Op de markt de bekende gezichten, ik zal er ook wel één van zijn. Het lijkt op een verjonging, met alle fris montere mensen. Maar sommige blijf je missen, het is voor ons ook een hard en groot verlies geweest. Terwijl raylasse zich laat verwennen met bloemkool-blad bij de groenteman, doe ik mijn verdere boodschappen. Raylasse moet ik wel vastzetten aan de lindeboom op het plein, anders kunnen de kraamhouders hun werk niet doen. Raylasse zal de markt op zijn kop zetten, want al die lekkere dingen en de mensen om hen heen, al zo lang vertrouwt, wil hij snoepen, stelen zelfs en de mensen eens flink plagen. Als een baldadige puber is hij eens losgebroken, dwars door de groentekraam, een peentje pikkend, op weg naar de bakker.... Daar had ik hem te pakken en heb diep door de knieeen gemoeten bij de heren om het goed te maken. Nu lachen we er nog steeds om met elkaar. Ik verwen mezelf op gewone koffie bij Reanard en wil dan echt weer terug, nadat ik een doosje kleine sigaartjes heb gehaald voor van de week een glas te goed uitgevallen oude eau de vie.
(wordt vervolgd)
10, ik mis je
BeantwoordenVerwijderenBroer