Ik neem
mijn Crocs mee, een tasje met telefoon, handdoek, camera en flesje koud water.
Samen met Castel hobbel ik het stalpad af en ik weet nog niet dat deze mooie
zomerochtend de grootste stommiteit ooit zal begaan sinds ik hier woon, nietsvermoedend noemen ze dat. Het
riviermeer heeft het laagste peil dat ik ooit zag, het is 10 uur in de ochtend
en nog net fris in de schaduw. Het wordt weer een warme dag. Ik trek mijn goed
uit en mijn crocs aan, leg mijn tas en kleding in de schaduw tussen de
bloeiende wilde munt waar enorme oranje vlinders elkaar bevechten voor de nog
frisse nectar van de fijne pluizige bloemetjes. Ik ploeg me door de hoge
oeverbeplanting heen naar de oever die nu zanderig steil afloopt, waar normaal water
staat als het meer gevuld is. Nu is er dieper gelegen de oude loop van de
rivier die kabbelend de stenen beroerd en een rustgevend geruis laat horen. Een
reiger vliegt op van één van de dode bomen omdat Castel het nodig vindt te
kijken of ze die vreemde vogel op hoge poten misschien vangen kan. Het is
heerlijk even stiltetijd te nemen tijdens het gezelschap van drie vakantie
vierende gasten die werkelijk alles doen om mij te helpen, me in de watten te
leggen en te verwennen met cadeaus en fantastische maaltijden met ingrediënten
van uitmuntende kwaliteit, daar waar deze regio toch bekend om staat.
Wonderlijk genoeg vind ik het armbandje met de zwarte kraaltjes heel snel, wat weggedrukt in bijna zwarte modder in de schaduw van een steen en de stroming, het maakt me heel blij en het gemis helemaal goed, maar dit zoeken naar iets materieels vertroebelt ook mijn instinct, mijn voorgevoel waar ik altijd zo prat op ga. Ik spoel het armbandje schoon en doe het weer om, dit keer achter de grove leren armband zodat ik het in het vervolg minder snel zal kunnen verliezen.
Al dagen
is het niveau onveranderd laag, meer een rivier dus eigenlijk waar je alleen
tot je enkels diep hoeft te waden om de overkant te bereiken. Ter hoogte van m’n
huisje 80 meter lager maakt de rivier met zijn rotsige oever en bodem van ronde
keien een bocht naar links waar het weer met een bocht naar rechts al eeuwen
een weg vindt door de diepe kloof. Alle gele borden met tekst en uitleg en in
grote rode letters ‘DANGER’ staan er niet voor niks. Daar waar je bij het water
kan komen, niet hier, want alleen een paadje dat de reeën maken kan ons mensen
naar het water brengen. Ik heb het oh zo vaak uitgelegd; als ze de turbines
open zetten treedt er letterlijk een tsunami-effect op dat zelfs de grootste
volgezogen oude bomen die al decennia als drijfhout dienen met zich meesleurt,
geen zwemmer zal het overleven als je erdoor overvallen wordt. Ik heb er
filmpjes van op mijn YouTube kanaal en daarnaast heb ik vele malen staan
bedenken aan dit schitterende stukje van mijn ‘achtertuin’ wat te doen als ik
aan de overkant loopt te struinen - wat ik
tot op heden nog maar een paar keer gedaan heb - en de EDF de turbines open zet. Scenario’s; ik
ben altijd zeer alert, ik haal het rennend wel. Of ik klim naar de weg toe - die nu is weggespoeld – en ga te voet over
de asfaltweg. (Daar zou ik minimaal 3 uur over doen.)
Al
struinend op crocs met een blije Castel waad ik naar de overkant, zie een ree
wegsprinten die Castel gemist heeft omdat ze druk doende is met drijfhout en
laaf me letterlijk op dit verder stille plekje dat eruit ziet als een
prehistorische scene, een groepje grotbewoners zou hier niet misstaan vissend
met speren. Het zachte geruis van water over de keien klinkt opeens ietsjes
harder en opeens besef ik me dat ik al te laat ben, de stommiteit is begaan;
mijn tas ligt nog tussen de munt en de vlinders (met telefoon!) naast mijn
kleer en aan de overkant een paar honderd meter terug. Ik ren over de ronde wat
glibberige keien om in de bocht te kunnen zien hoe hard het stroomt. Nog even
heb ik de hoop dat de turbines niet voluit open zijn gezet, fout! Ik zit vast,
op mijn crocs met drie armbanden om en Castel die nog denkt dat het leuk is, zo
wandelen met de baas, poedelen, drijfhout voor een stuk wild aanziend….
Even is
er flinke paniek, ik vervloek mezelf dat ik zonder tas en kleer mezelf naar de
overkant bewoog al dromend, denkend dat ik een holbewoonster ben ofzo. Ik weet
niet wat me bezielde. Nu komt het erop aan. Om te doen wat ik al zovele malen
bedacht had als ik me zou laten verrassen door de EDF ondanks al mijn zintuigen
op scherp. Ik zal me al traverserend een weg moeten banen en zoeken richting de
bruggen, daar waar de twee bergriviertjes samen komen met de berg in het midden
uitgehold en gevuld met turbines. Hoe dichter bij dat punt hoe groter de kans
dat er een stuk van de rivier ondiep genoeg is om veilig terug te waden om daar
dan weer al traverserend naar huis te lopen.
Al snel
merk ik dat ik mijn eigen ‘Olympics’ heb gecreerd, hier alleen een heel dun
wildspoor dat ik kan volgen met Castel die heel erg op me let en steeds terug
komt om te laten zien hoe zij kan lopen, op vier brede poten weliswaar, ik in
mijn nakie met crocs aan mijn voeten. (Waar ik de blauwe wolkenloze hemel voor
dank!!) De noordelijke oever is veel ruiger en steiler dan de zuidkant, natter
en met het vochtige mos van de nacht, de losse rotshellingen waar nog geen mens
mij voorging vol met brandnetels, bramen, stokoud dood hout, scherpe lavarotsen
met meters en meters onder mij een kolkende rivier. En toch als een
holbewoner-op-crocs begin ik aan de slopende tocht naar het oosten om een smal
stuk te vinden dat diep genoeg is om het water meer ruimte te geven zodat de
stroming minder snel is. Misschien heb ik daar het lef naar de overkant te
zwemmen, wat meer ‘je mee laten sleuren’ zal worden, maar a la. Dat zit me heel
erg tegen en sommige kliffen die ik onderlangs benader moet ik terug om de
helling te beklimmen om aan de andere kant van de klif de oever weer op te
zoeken. Ik kan goed zwemmen, ben lenig en sterk, deed wat jaren aan klimsport,
maar dit voelt als een tocht op leven en dood, één verkeerde stap en word
letterlijk verzwolgen. Nee, het was niet leuk en toch;
Als een
lichtvoetig dier op twee poten baan ik me relatief snel een weg langs de oever,
omhoog en weer laag half door het water me vast houdend aan de rotsen en
stenen, nee, geen mens die hier ooit kwam, dat kan gewoon niet. Ik voel de
brandnetels niet en de bramen weet ik te vermijden. Adrenaline en endorfine
maken het me makkelijk, ik kan het als een uitdaging zien om via welke route
dan ook de overkant te bereiken; mijn thuis waar ik de rotsen wel ken, de
stukken waar ik aan de waterkant kan blijven of me het dichte bos in moet
wurmen. Bij de aardverschuiving (zie Open naar Frankrijk/Archief april 2012) rust
ik even uit en kijk omhoog, het is nog lang niet ‘uitgeschoven’, komende jaren
zullen er nog vele rotsen en bomen volgen samen met aarde en zand, misschien
nog stukken asfalt die halverwege zijn blijven steken. Ook hier is de doorgang
naar de overkant heel smal, misschien een 20 meter, maar te ondiep wat de
stroming te sterk maakt en relatief hoge golven geeft. Helaas, ik moet door
terwijl mijn benen door de schrik en de inspanning al gaan trillen. Uiteraard
liet ik mijn ochtend eitjes voor wat ze zijn, dus mijn lege maag heeft de
verzwakking van mijn spieren versneld.
Het is
moeilijk te omschrijven wat er door mijn lijf en hoofd gaat die paar momenten
dat ik een pauze hield om kracht te verzamelen om verder te gaan. Ik ben al kei
kapot als ik bij de aardverschuiving sta en moet verder, een onbekend aantal
meters, kilometers? Naar het begin van het lang gerekte stuwmeer en na elke
bocht, als ik zicht heb op de volgende in de meanderende kloof zie ik weer die
golven, wit schuimend, te ontdiep, levens gevaarlijk! Verder en verder.
Mijn
handen trillen, niet een beetje; bloedsuiker tekort en of uitputting. Mijn
benen voelen hetzelfde als ik op een mooie grijze ronde rots ga zitten met een
natte hondenkop op mijn knieën en ik naar het water kijk. Ik leg mezelf een
kwartier pauze op, wat ik niet kan timen, want mijn mobiel ligt een kilometer
verderop in een tas in de schaduw en ik draag al 20 jaar geen horloge meer. Ik
kijk naar het water terwijl de zon brandt en vliegjes om me heen zoemen in de
hoop wat van het zweet te kunnen snoepen. Ik laat ze, maar blaas ze weg als ze
uit mijn ogen willen drinken. Dat de hond of Cros dat prima vinden, moeten zij
weten, maar ik kan niet tegen de kriebel die het oplevert. Ik voel en denk, ik
kijk naar de strak blauwe hemel en kijk naar de stroom, probeer te bepalen of
ik het red naar de overkant voor de bocht die een 80 meter verder me het zicht
ontneemt over de rest van de kolkende watermassa waar ik langs ben geklommen.
Hier is het diep wat de stroming afzwakt, maar dan nog! Castel wil ik me niet
laten volgen ALS ik de moed en het gezonde verstand vind hier te water te gaan
om de stroom me naar de overkant te laten brengen met enige bijsturing van
armen en benen.
Ik denk
aan mijn gasten die toch ook wel moeten voelen dat er iets mis moet zijn. Voor
mijn gevoel ben ik al uren weg. Wat zouden ze doen? Als ze 112 bellen en mijn
spullen vinden - Ann weet waar ik mijn
armband verloor en zal daar mijn tasje en kleding aantreffen. - gaan de pompiers zeker weten zoeken aan de
westkant van het meer richting de waterinlaat die het water oppompt naar het
recervoir op de berg waar ik nu onder zit, maar dan wel kilometers de verkeerde
richting uit. Ik dwing mezelf dit los te laten, eerst het vege lijf redden. Wat
voel ik, hoe voel ik me, wat zegt het woeste water me, het lonkt, want de zon
brandt door, mijn lijf is verhit en enige kracht vloeit terug samen met het
verlangen naar huis te kunnen om me te douchen, mijn verhaal te schrijven, mijn
werk voor deze middag af te zeggen, als ik het haal tenminste, geen idee.
Verder stroomopwaarts ziet het er nog slechter uit, ik sta op en ga weer
zitten, sta weer op en zet twee onderbenen in het water. Ik draai me om om
Castel instructies te geven dat ze ‘moet blijven’, maar mijn hond kent zulke
commando’s niet, waarschijnlijk heeft het geen zin.
Ik laat
me zakken en zet af, hap naar adem want dit water is erg koud en maak de
sterkste slagen die mijn spieren nog aankunnen. Apart genoeg gaat mijn lijf, al
happend naar adem, zo diep mogelijk voor wat spierkracht extra, schuin naar de
overkant. Recht naar de overkant was het misschien 30 meter, maar zoals de
stroom me meeneemt ‘zwem’ ik zo’n 300 meter waar ik als een eend die landt op
het water probeer af te remmen om op een droge warme rots uit te rusten. Ik kan
me dan pas omdraaien om te kijken naar Castel die misschien piepend en blaffend
machteloos nog aan de andere oever staat, zenuwachtig voor de barriere van dat
water tussen ons in. Maar ze ‘drijft’ al voorbij, dicht langs de zuidkant en ik
moedig haar aan vol te houden. Ze ‘spoelt’ aan een 100 meter verderop waar ze
gelijk kwispelend mijn kant op komt om me te begroeten. Ze kijkt heel blij, zou
ze ook echt blijdschap voelen en het gevaar onderkennen?? Ik in ieder geval
wel. Stomme trut die ik was!
De
emoties die nu vrij komen zijn me onbekend. Ik ben zo ontzettend onder de
indruk van dit gebeuren. Ik ben al veilig aan mijn kant van het meer, dat is
meer dan de helft van het redden van mijn vege lijf, maar dan nog. Ik voel mijn
benen amper meer en toch dragen ze me, weer traverserend over de iets minder
steile oever. Ik voel me hemels en tegelijkertijd het grootste uilskuiken ooit.
Ik voel me sterk en tegelijkertijd ben ik volledig uitgeput. Ik voel me
energiek en ziels gelukkig en zo ontzettend dom. Dat de natuur meer een vriend
dan een vijand is kan dan wel een vaststaand feit zijn, maar zo dicht tegen de
dood aan is dit een ontzettend vreemde gewaarwording. De energie die ik al
maanden heb leek versterkt om me veilig thuis te krijgen, ik ben ontdaan en
vraag me af hoe ik dit heb kunnen overleven terwijl ik het gemaaide paadje loop
naar mijn tasje en kleding waar ik op het handdoekje zak en even niets kan
doen. Niet denken en niet bewegen, niet handelen, niets…
Het hele
avontuur kostte me maar 2 uurtjes, maar de nawerking een hele dag. Misschien
wel langer, dat weet ik nog niet.
Het
stalpad ‘all the way up’ naar huis is opeens een eitje. Ik rust niet eens uit,
mijn adem zit nog hoog, mijn lichaam voel ik niet, ik ben diep gelukkig en
tevens aangeslagen. Ik voel me haast onmenselijk en juist ook weer sterfelijk.
Boven vraagt John me waar ik was en in het kort en Engels leg ik hem uit wat me
‘overkomen’ is. Ann is boos en bezorgd en zet me een croissantje en vruchtensap
voor en dwingt me om te eten. Ik kan even niets meer, mijn handen trillen en
mijn benen weigeren dienst. Na een half uurtje sta ik toch maar op om de zon te
ontvluchten en binnen mijn werkgever te bellen dat ik vanmiddag niet kan komen.
Morgen ben ik 2x duurder, dus zal ik pas donderdag mijn werk kunnen hervatten.
Ik beloof het lieve oudere stel het donderdag allemaal uit te leggen en
verontschuldig me. Ze zenden me een ‘biz’ wat me bijna in tranen doet
uitbarsten dat ik zonder uitleg zoveel begrip krijg. Mensen zijn bijzondere
wezens, allemaal!!
Na een
douche en een homp brood zet ik me aan het schrijven. Mijn gasten lunchen en
kijken af en toe naar mij om me te peilen. Dat is lastig, want ik voel me heel
vreemd, ziek haast. Het enige dat rest is een onuitwisbare ervaring,
dankbaarheid dat ik nog leef, een koorts die mijn lijf verzwakt en spieren die
aanvoelen alsof ze door de mangel gehaald zijn. Ik kan het niet uitleggen,
zeker niet aan mijn lieve vrienden. Ik voel me schuldig, dit had niet mogen
gebeuren met gasten die niets hadden kunnen doen als het veel erger was
geweest.
Het
stomste, of gekste, of … ja wat.. is; Ik lach, ik ben blij, het was en is een
diepe ervaring die nieuw voor me is. NIET voor herhaling vatbaar, maar wèl heel
waardevol.
Ik ben
onder de indruk……….
Pff wat een verhaal..... tja zoiets gebeurt en loopt merkwaardigerwijs meestal toch goed af!
BeantwoordenVerwijderenBlijf alert he!
Overigens die vlinders luisteren naar de naam kardinaalsmantels. Mooie vlinders!
Foutje het zijn geen kardinaalsmantels maar keizermantels!! Zeker zo mooi!
BeantwoordenVerwijderenLieve Martine
BeantwoordenVerwijderenWauw, dat is me wat zeg. Door het oog van de naald gekropen. Ik weet wat water kan doen, hoe sterk het is.
Ik heb zelf ooit in snel stromend water gelegen, met dat verschil, dat ik kleren aan had, er meer water was, maar minder rotsen en er iemand bij me was, die meeliep langs de oever, om me behoorlijks wat meters (km?)verder en een half uur later te helpen en me aan de kant te trekken.
Van stommiteiten leer je, dat is duidelijk en zo'n ervaring blijft je bij, maar maakt je ook rijker, geloof me.
Dikke knuf, Marlies
Lieve Martine
BeantwoordenVerwijderenWauw, dat is me wat zeg. Door het oog van de naald gekropen. Ik weet wat water kan doen, hoe sterk het is.
Ik heb zelf ooit in snel stromend water gelegen, met dat verschil, dat ik kleren aan had, er meer water was, maar minder rotsen en er iemand bij me was, die meeliep langs de oever, om me behoorlijks wat meters (km?)verder en een half uur later te helpen en me aan de kant te trekken.
Van stommiteiten leer je, dat is duidelijk en zo'n ervaring blijft je bij, maar maakt je ook rijker, geloof me.
Dikke knuf, Marlies